Theologenblog: Het belang van "belonging"
De vakantie is in zicht! De laatste loodjes worden gelegd, terwijl de eerste vakantiegangers alweer zijn afgereisd. Binnenkort zien Nederlanders elkaar weer op de camping ergens in Frankrijk, Italië of Kroatië. Het is grappig om steeds vast te stellen hoe mensen juist in het buitenland elkaar extra gaan ‘erkennen’ als landgenoten.
Natuurlijk heeft het verstaan van de taal daarmee te maken. Maar er speelt meer, namelijk ook het gevoel bij elkaar te horen. Hetzelfde gebeurt wanneer bijvoorbeeld Friezen, wanneer ze elkaar tegenkomen, gelijk overschakelen op het Fries, of West-Vlamingen op het West-Vlaams. De onkundige buitenstaander staat erbij en hoort ernaar. Het gaat vaak zonder dat we er erg in hebben.
Het is niet zozeer een kwestie van buitensluiten, maar eerder van binnensluiten. Want ongemerkt heeft de taal weer zijn werk gedaan: een bestaande band van saamhorigheid gemarkeerd en versterkt.
De ervaring van saamhorigheid is op zich genomen een goede zaak. Mensen zijn immers sociale wezens en hebben een fundamentele behoefte om ergens bij te horen. ”Belonging”, zoals dit heet, is voor een mens net zo belangrijk als eten, drinken en slapen. Ergens echt bij horen betekent dat je geaccepteerd wordt. En acceptatie betekent dat je van waarde bent. Dit sociale mechanisme blijkt aanwezig in alle culturen, wereldwijd. Zó basaal is de menselijke behoefte om bij de groep te horen en gezien te worden.
Die groep kan trouwens verschillende vormen aannemen. Het kan gaan om enkelingen of om een grotere groep, klasgenoten, vrienden, familie, collega’s, de buurt, de sportvereniging, broers en zussen in de kerk, een netwerk op sociale media en (inderdaad) dus ook landgenoten. Van belang is dat men zich verbonden weet met anderen en zich een geaccepteerd lid van deze groep voelt.
Soms versterken groepsleden het gevoel erbij te horen nog door de grenzen van de groep duidelijk te markeren en eventueel anderen bewust en actief uit te sluiten. Psychologen wijzen op de gevaren van dit laatste. Immers, zo diepgaand als het verlangen naar verbondenheid is, zo diepgaand is al een enkele pijnlijke ervaring van uitsluiting. Wie ooit gepest werd, heeft levenslang.
Sociale uitsluiting is een gegeven waarmee ook christenen te maken krijgen, juist omdat ze christen zijn. Je ziet het al gebeuren in het Nieuwe Testament zelf. Religie en het sociale leven waren sterk met elkaar verweven. Op het moment dat iemand christen werd, had dit in sociaal opzicht best impact. Men ging bijvoorbeeld niet meer deelnemen aan de traditionele familiegodsdienst of aan de keizercultus.
Onder andere in een brief als 1 Petrus kun je merken hoe christenen te maken kregen met verbaal geweld vanuit hun niet-christelijke omgeving. Zo werden zij neergezet als „misdadigers” omdat zij zich als christenen afzijdig hielden van hun eerdere levenswijze (1 Petrus 2:12; 4:3-4). Dit verbale geweld vanuit de dominante cultuur was er uiteindelijk op gericht om de christelijke minderheid in diskrediet te brengen en zo deze „afwijking van het normale” weer bij te sturen. Van zichzelf zullen de eerste christenen niet ongevoelig voor deze tactiek zijn geweest, integendeel.
Vanuit dit perspectief is het mooi om te zien hoe de apostelen in hun brieven christelijke groepen die hieronder gebukt gingen van binnenuit probeerden te versterken. Opvallend is dat juist het punt van belonging de inzet vormde. Petrus’ boodschap luidt dan ongeveer als volgt: „Laat je niet omverblazen. Jullie lijden omwille van Jezus Christus verbindt jullie juist met Hém en in Hem ook ónderling. Weet bij Wie je hoort! In Hem zijn jullie geaccepteerd en van waarde. Volhard in je lijden omwille van Hem en je zult ook delen in zijn opstanding.”
Niet voor niets is het punt van belonging zo belangrijk in de nieuwtestamentische brieven. Christenen belijden immers een persóónlijke God. Hij gericht op een relatie met zijn schepselen. God is niet zomaar een transcendent ‘Iets’. Hij is een Persoon (zelfs drie), uit op verbónd. Ik ben ervan overtuigd dat de diepgewortelde menselijke hunker naar belonging een doelbewust ingeschapen verlangen is naar ‘meer’. Want uiteindelijk kan alleen een persoonlijke en barmhartige God tegemoetkomen aan dit allerdiepste verlangen van mensen: zich verbonden weten, geaccepteerd, en dus van waarde.
De vakantie lijkt mij voor christenen, levend vanuit dit verlangen, een mooie gelegenheid om, in alle veelkleurigheid, elkaar te ‘erkennen’ als broers en zussen in Christus. Thuis of op welke camping dan ook.
De auteur is universitair docent Nieuwe Testament. Zij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.