Opinie

Theologenblog: Waarom van Jezus wel, en van Paulus geen gelijkenissen bekend zijn

Het ligt voor de hand dat de apostelen wel gelijkenissen vertelden, maar deze doorvertelden als gelijkenissen van Jezus, die voor hen de gezaghebbende Leraar over het koninkrijk van God was.

Arco den Heijer
1 July 2019 11:04Gewijzigd op 16 November 2020 16:25
De gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. beeld Wikimedia
De gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. beeld Wikimedia

Wie aan gelijkenissen denkt, denkt meteen aan Jezus. De verhalen uit het alledaagse leven die gebruikt worden als voorbeeld voor het koninkrijk van God gelden als uniek voor Jezus’ onderwijs. Minder bekend is dat ook in de Joodse Talmoed veel gelijkenissen overgeleverd zijn. Dat roept de vraag op: als gelijkenissen een gebruikelijke vorm waren in het onderwijs van Joodse leraars, waarom zijn er dan geen gelijkenissen van Paulus bekend?

Vorige week was ik in Utrecht bij een driedaagse conferentie over gelijkenissen, ook wel parabels genoemd. De conferentie is onderdeel van het ParabelProject, waarin een team van onderzoekers kijkt naar de gelijkenissen van het Nieuwe Testament en de rabbijnse literatuur, om daarmee beter zicht te krijgen op de verhouding tussen jodendom en christendom in de oudheid. Mijn eigen onderzoek richt zich op de weergave van Paulus’ optreden in het boek Handelingen. Vandaar mijn vraag: waarom vinden we van Paulus geen gelijkenissen?

Fabel

Een eerste gedachte: Jezus was in zijn eigen tijd uniek in zijn onderwijs in gelijkenissen, en de rabbijnen zijn deze vorm pas later gaan gebruiken. Dit werd echter grondig bestreden door Justin Strong, die liet zien dat voorbeeldverhalen in feite veel breder gebruikt werden in de mediterrane wereld. Ze worden dan onder het genre van de fabel gerekend, dat in de oudheid niet beperkt was tot verhalen over sprekende dieren, maar allerlei voorbeeldverhalen omvatte die veel lijken op Jezus’ gelijkenissen. Gelijkenissen zijn dus niet uniek voor Jezus, en zelfs niet uniek voor de Joodse cultuur.

Voor een antwoord op de vraag zijn we vooral aangewezen op de twee boeken van Lukas. Juist in zijn evangelie staan de meeste gelijkenissen van Jezus. Maar als dat zo is, valt des te meer op dat Paulus, als hoofdpersoon van Handelingen, geen enkele gelijkenis vertelt. We lezen wel dat Paulus onderwijs heeft gegeven, maar de concrete redevoeringen die we hebben zijn altijd een reactie op anderen in een specifieke situatie: een preek op uitnodiging van de leiders van de synagoge, en uiteenzetting van zijn leer op aandringen van filosofen, een woord van afscheid aan oudsten op Milete, een reeks verdedigingsredes tegenover Romeinse en Joodse autoriteiten. Over de inhoud van Paulus’ meer reguliere onderwijs vernemen we vrijwel niets.

Leercultuur

Dat heeft een reden. Paulus brengt niet een eigen leer, maar geeft het onderwijs van Jezus door. De inhoud van dat onderwijs vinden we in het Evangelie naar Lukas. Gelijkenissen passen in een mondelinge leercultuur en laten zich makkelijk doorvertellen. De details van het verhaal veranderen bij elke keer dat het opnieuw wordt verteld, maar de pointe blijft gelijk (aldus Annette Merz, afgelopen dinsdag). Het ligt dus voor de hand dat de apostelen wel gelijkenissen vertelden, maar deze doorvertelden als gelijkenissen van Jezus, die voor hen de gezaghebbende Leraar over het koninkrijk van God was.

Lucas heeft de gelijkenissen daarom in zijn eerste boek opgenomen, als gelijkenissen van Jezus. Paulus is voor hem de bode die het goede nieuws de wereld in brengt, naar Joden en heidenen, om aan te kondigen dat Jezus de gezalfde is die redding brengt, en om de mensen namens God op te roepen tot bekering en geloof.

Dit (voorlopige) antwoord op de vraag waarom van Jezus wel, en van Paulus geen gelijkenissen bekend biedt scherper zicht op hoe Lucas niet alleen Jezus, maar ook Paulus tekent. Zo is de evangelist gelijk aan een schilder die een dubbelportret moest maken. Hij nam een lamp en plaatste deze zo dat van de één het gezicht in het licht kwam te staan en van de ander de handen, terwijl diens gezicht volledig in het duister bleef. Hij schilderde hen beiden en plaatste het doek in zijn galerie. En toen een koper kwam en vroeg: „Heeft hij soms geen gezicht?”, antwoordde de schilder: „Jawel, maar ik had aan één gezicht genoeg. Maar heb je die handen wel gezien?”

Arco den Heijer is promovendus Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer