Column (Mariska Dijkstra): Al bíjna negen
Kom op, je bent al bíjna negen. Het schiet er soms uit voor ik er erg in heb. Mijn zoon baalt ervan. En terecht natuurlijk. Want als ik het zó uitspreek, is er vaak iets aan de hand. Hij wil geholpen worden bij het strikken van zijn veters. Of hij hoopt dat ík zijn brood in stukjes snijd. Of z’n slaapkamer opruim, want er ligt opeens overal speelgoed en kleding. Nu doe ik dat allemaal graag voor hem. Maar soms even niet (hij is tenslotte al bijna negen).
Logisch natuurlijk, dat hij het niks vindt als ik hem op deze momenten aan zijn leeftijd herinner. Zo krijgt groeien iets negatiefs. Terwijl weer een jaartje ouder en dus groter worden als je onder de tien bent, nog heel fijn is.
Leeftijd is iets raars. Zo’n cijfertje dat met je ontwikkeling meeloopt, je leven door. In het begin kijk je vol verwachting uit naar elke verjaardag. Omdat 10, 16 of 18 best stoer klinkt. Maar toen ik vorige week zélf jarig was, ontdekte ik dat ik blijkbaar een soort kantelpunt voorbij was.
Klonk ál negen zijn nog groots en meeslepend. Na de veertig liggen de meeste droomleeftijden inmiddels al jaren achter je. En mag het ouder worden best wat minder snel gaan.
Dat vind ík niet alleen. Laatst nog probeerde iemand zijn leeftijd bij de rechter aan te vechten. Hij wilde graag een paar jaar jonger genoemd worden dan dat hij was. De rechter ging niet in zijn wens mee.
Nu zal ik geen rechtszaak om mijn leeftijd beginnen. Zo erg vind ik het ook weer niet om in de veertig te zijn. Daarbij weet ik vanuit de Bijbel ook dat het niet om dít leven draait. Dat zet alles in een heel ander perspectief.
Maar ergens voel ik: dit wordt een nieuwe fase. De eerste grijze haren zijn gesignaleerd. En ik heb in m’n bureaula inmiddels zo’n half brilletje liggen dat al te veel getuur moet zien te voorkomen. Dat is best even wennen.
Soms bespeur ik ook iets anders: de vraag of hoe oud ik me voel wel klopt met hoe oud ik in werkelijkheid ben. Dan blijkt leeftijd opeens iets relatiefs. Niet alleen ikzelf voel me soms nog net als toen ik kind of puber was (en gedraag me daar dan ook weleens naar), ook bij anderen signaleer ik gedrag dat niet helemaal strookt met hun leeftijd.
Inmiddels ís onze zoon negen geworden. ”Fijn” vinden we met z’n allen, en vooral onze twee andere zonen. Kan hij eindelijk meehelpen met het afruimen van de tafel. Dat moesten zij immers ook toen zij ”al negen” waren.