Karel Hardeman gaat met zijn dikbil naar de paasveeshow in Rhenen
„Er moet wel een beetje competitie zijn”, vindt Karel Hardeman uit Overberg. „Liever sta ik met vijf deelnemers in de ring dan met twee.” Sinds 1998 doet hij mee aan de jaarlijkse paasveetentoonstelling in Rhenen. Zaterdag gaat hij met vijf dieren naar de 85ste editie.
Rond de honderd inzendingen zijn er deze keer. De keuringen starten om negen uur in manege Blauwendraad. Ter gelegenheid van het jubileum is voormalig staatssecretaris van Landbouw Henk Bleker als eregast uitgenodigd. Hij is tegenwoordig voorzitter van Vee&Logistiek Nederland, de belangenorganisatie van veehandelaren en -transporteurs.
In Nederland zijn er tegenwoordig nog paasveetentoonstellingen op twee plaatsen: in Rhenen en in het Noord-Hollandse Schagen (woensdag 10 april). De shows herinneren aan een oude gewoonte dat er met Pasen, al dan niet na een periode van vasten, een goed stuk vlees op tafel moest komen. Vice-voorzitter Wim van Dijk en secretaris Jan van Maanen van de organiserende Rhenense marktcommissie: „De te slachten koeien werden vooraf gekeurd. Het kampioensbeest werd met een krans om door het dorp of de stad geleid. Dat was goede reclame voor de betreffende slager.”
Superkwaliteit
De slachtkoeien die naar de tentoonstelling komen, zijn zogeheten dikbillen: runderen met een extreme spierontwikkeling, die daardoor veel en mals vlees opleveren. Ze zijn van twee rassen: verbeterd roodbont en Belgisch witblauw. „Van een goede dikbil komt wel 600 tot 700 kilo vlees”, zegt voorzitter Niek Veldhuizen. Van Dijk vult aan: „Superkwaliteit vlees, het neusje van de zalm. De dieren worden erop geselecteerd. Genetisch zetten ze veel vlees aan van goede kwaliteit. Een zachte huid en fijn beenwerk zijn kenmerken waar de keurmeesters op letten. Het dier moet niet te grof zijn, anders is de structuur van het vlees dat ook.”
Volgens voorzitter Veldhuizen verbetert de kwaliteit van de dikbilrunderen voortdurend. „De lijnen zijn ondertussen zo doorgefokt dat ook de koe die bij de keuring het minste scoort, gewoon heel goed is.”
De organisatoren van de Rhenense keuring hanteren strenge gezondheidseisen. Van Dijk: „We willen niet dat fokkers die het in hun stal goed voor elkaar hebben, met een ziek dier van de keuring thuiskomen.”
Deelnemer Karel Hardeman is daar blij mee. Zijn stal heeft de hoogste gezondheidsstatus. De Overberger neemt deel in de categorieën voor fok- en weidevee. Hij fokt Belgisch witblauw. „Dat is ’s werelds beste vleesras. Slagers kicken erop. Hoe meer biefstuk eraan zit, hoe beter.”
Hardeman (57) groeide met koeien op. „Mijn vader, die nooit aan keuringen meedeed, hield zeker veertig dikbillen. Uit school moest ik ze voeren. Toen is er een vonk overgesprongen. Van geld dat ik met een krantenwijk verdiende, kocht ik mijn eerste dikbilstierkalf.”
Geen inteelt
Hardeman, overdag werkzaam in de machinebouw, houdt gemiddeld vijftien tot twintig dieren. „Ik ben erg voor stamboekvee, waarvan dus de ouders en grootouders bekend zijn. Dat voorkomt inteelt, met alle gebreken van dien.”
Hij islid van een studieclub waarin ook dierenartsen meedenken over de dikbilfokkerij. Voer betrekt hij bij een speciale leverancier in België. „Ik wil het beste voor mijn dieren, geen gerommel. Op het land waar ze grazen strooi ik ook geen kunstmest.”
De Overberger gaat zaterdag samen met zoon Frits (14). „Frits brengt zijn eigen dier in, een vaarskalf dat hij kocht met spaargeld van kranten bezorgen en zaterdagbaantjes.”
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx