Column (Mariska Dijkstra): Met z’n allen op zoek naar Harry
Onze jongste zoon heeft een geheim, zegt hij. Het komt er weifelend en op fluistertoon uit. Harry is weg. En ook al heeft hij overal gekeken, hij blijft weg.
Even voor de duidelijkheid: Harry is zijn hamster. En die twee zijn nogal verknocht aan elkaar.
„Weg?” zeg ik. Het klinkt nogal onbenullig. Het diertje blijkt inderdaad verdwenen, gewoon niet meer te vinden. Niet in z’n hok, niet in z’n speelbal, nergens niet. Dus breekt er in huize Dijkstra lichte paniek uit.
„Waar heb je hem voor het laatst gezien?” „In z’n hok”, denkt hij. En dat hok zat dicht. Dat kan haast niet, want ik zie het beestje zich nog niet tussen de tralies doorwurmen.
Even later wordt het verhaal gewijzigd: het laatste signalement kan ook van beneden zijn gekomen, want hij had hem op z’n arm meegenomen naar de woonkamer. Hij blijkt zelfs op zolder te zijn geweest. Dus lopen we even later met z’n allen door het huis. Met stukjes wortel en blauwe bestjes –z’n lievelingsvoer– „Harry” te roepen (alsof het beestje daar op af zou komen).
We doen ons best, zeker als we tranen bij zijn baasje zien. Maar het komt niet goed. „Het is een nachtdier”, troost ik, dus mogelijk verschijnt hij de komende uren vanzelf. We zetten zijn hok open op de grond. En maken een trappetje naar de opening. Op strategische plekken leggen we lekkers neer, een tip die we op een hamsterforum op internet vinden. Ondertussen hopen we dat het diertje niet de achterdeur is uitgeglipt; dit scenario noemen we maar niet hardop.
Uren later is de jongste zoon toch in slaap gevallen. Mijn man ook. Ikzelf doe geen oog dicht. Ik heb zo met zoon en dier te doen. Na een poos onrustig woelen sluip ik m’n bed uit. Sta ik daar, midden in de nacht in zoons slaapkamer, zachtjes roepend blauwe besjes te strooien.
Niks, niente. Hoewel. Zie ik daar nou een keuteltje liggen? En: is dat nou een sok onder de kast?
De volgende morgen word ik wat brak wakker. Er springt een jongetje op m’n bed. „Mag ik uw telefoon?” roept hij. Het gaat hem vooral om de zaklamp op het ding, want dat wat ik voor een sok aanzag, lijkt te bewegen…
Even later stormt zoon binnen, met glunderende ogen en in zijn geopende handen een hoopje haren. Daar is Harry, met z’n puntsnuitje en z’n grappige hangwangen. „Hij kwam gewoon op me af, toen ik hem riep”, zegt zijn baas verrukt.
Tijd voor een feestje. Met wortel en besjes uiteraard.