„Verhaal Overijssel is niet vandaag begonnen”
Vuursteenpijlpunten en potscherven uit Staphorst, misbaksels van een pottenbakker uit Rijssen, een strijdhamer uit het Zwarte Water bij Zwartsluis. De provincie Overijssel bewaart ze in haar Provinciaal Archeologisch Depot in Deventer.
Provinciaal archeoloog Suzanne Wentink geeft het direct toe. „Hunebedden hebben we hier in Overijssel niet. Ja, eentje dan, bij Mander in de gemeente Tubbergen. En de Romeinen zijn hier ook al niet geweest. Maar onze provincie is archeologisch zeker interessant gebied. Er zijn duizenden bodemvondsten gedaan.”
Veel van wat er de afgelopen eeuw bij archeologisch onderzoek in Overijssel is aangetroffen, ligt op zes verdiepingen opgeslagen in een voormalige veevoedersilo in Deventer. Het uit 1899 stammende rijksmonument geldt als een geslaagd voorbeeld van hergebruik van industrieel erfgoed. De stellingkasten, die bij elkaar ruim anderhalve kilometer beslaan, bevatten circa 5000 dozen.
Opgravingen
Het Provinciaal Archeologisch Depot is sinds 2005 in gebruik. Daarvoor werden de bodemvondsten uit de provincie op drie locaties bewaard. Alleen Kampen en Zwolle hebben een eigen depot. „Al vroeg hadden beide gemeenten een archeologische dienst, die het materiaal uit de opgravingen ook zelf beheerde”, zegt Wentink.
Voor de provinciaal archeoloog is het depot een belangrijke taak. „Toen ik in 1998 begon, werd van mij veel archeologisch advies verwacht. Ik moest meekijken bij bestemmingsplannen. Inmiddels ligt de toetsing daarvan niet meer bij de provincies. Wel adviseer ik rond natuurgebieden, milieueffectrapportages, wegen, kanalen en ontgrondingsvergunningen. Daarbij beoordeel ik of er archeologisch onderzoek moet worden verricht. Zo ja, dan begeleid ik hoe dat wordt ingericht.”
Zelf doet Wentink geen opgravingen. „Maar ik ga wel eens kijken hoe het verloopt. Het is handig dat je weet wat je kunt verwachten. De vondsten die ergens in de provincie worden opgegraven, slaan we uiteindelijk wel op. Formeel zijn gemeenten verantwoordelijk voor archeologische opgravingen, maar we worden op de hoogte gehouden.”
In Overijssel zijn net twee grote opgravingen afgerond. „Bij Borne en Hengelo, drie kilometer bij elkaar vandaan. Er zijn vooral spullen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd aangetroffen, sporen van bewoning en een grafveld.”
De Romeinen mogen zich dan niet in Overijssel hebben gewaagd, het depot beheert wel degelijk Romeinse objecten. „Die zijn vooral door ruilhandel hier terechtgekomen. Zo is in Dalfsen een beeldje gevonden van Mercurius, de Romeinse handelsgod.”
Waardevolle ‘leveranciers’ voor het depot zijn de havezaten, versterkte huizen en hofstedes. „Overijssel heeft er 200 gehad, er zijn er nog enkele over. In uitgegraven grachten is bijvoorbeeld veel huisraad gevonden.” Grafheuvels en urnenvelden leverden eveneens veel vondsten op, net als huisterpen bij Kampen en IJsselmuiden.
Leerlingen
Het depot doet veel aan publiekseducatie. „Er wordt gemeenschapsgeld in het depot gestoken, daar wil de provincie ook wat voor teruggeven.” In Deventer worden schoolklassen rondgeleid en er zijn lespakketten voor het onderwijs. „De leerlingen leren wat de objecten voorstellen, van welk materiaal ze zijn gemaakt en hoe ze gebruikt werden. Dit bijvoorbeeld is een beeldje van de heilige Catharina. Gevonden in een tuin in Rijssen. Wat deden de mensen hierbij, vragen we dan. Het antwoord: bidden.”
De vondsten in het depot zijn beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek en voor exposities. Wentink: „De meeste lokale musea in Overijssel hebben wel bruiklenen van ons. Ook aan eendaagse activiteiten werken we mee. De belangstelling voor de lokale en regionale geschiedenis bevorderen we graag. Het verhaal van Overijssel begint immers niet nu pas, dat is al veel ouder.”
Provinciale zorg voor erfgoed
Provincies dragen zorg voor archeologisch, landschappelijk en monumentaal erfgoed. „Zo bewaken we de identiteit van onze regio’s qua afkomst, geschiedenis, waarden en taal en behouden we onze rijke cultuurhistorie voor de toekomst”, aldus het Interprovinciaal Overleg (IPO), het samenwerkingsverband van de twaalf provincies.
Richtinggevend voor de provinciale depots voor bodemvondsten is de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Uiterlijk twee jaar na het beëindigen van veldonderzoek moeten vondsten worden gedeponeerd bij het aangewezen depot.
De onderzoeksrapportages worden geregistreerd in Archis, een landelijke databank waarin alle archeologische vindplaatsen en terreinen in Nederland zijn opgeslagen.