Opinie

Column: Deeleconomie stuit op onze bezitterigheid

Vroeger hoorde je ze al van kilometers ver aankomen. Een beetje student fietste toen op een verroest barrel dat de nodige bijgeluiden produceerde. Tegenwoordig verplaatsen studenten zich steeds vaker op gelikte, geruisloze leenfietsen. De fietsenrekken op de universiteit staan er vol mee. De moderne student huurt tegen een vast bedrag per maand een rijwiel en krijgt, wanneer er iets stuk gaat, dezelfde dag nog een vervangend exemplaar aangeleverd. Studeren is ook niet meer wat het geweest is.

Dr. J. W. Hengstmengel
29 January 2019 13:20Gewijzigd op 16 November 2020 15:11
Het gros van de mensen verkiest een koophuis boven een huurhuis en een eigen auto boven een leenauto. beeld ANP, Lex van Lieshout
Het gros van de mensen verkiest een koophuis boven een huurhuis en een eigen auto boven een leenauto. beeld ANP, Lex van Lieshout

Zelf rijd ik op wat studenten een burgerfiets noemen. Een eigen tweewieler met de nodige versnellingen en bevestigingsmogelijkheden voor kinderzitjes geniet toch mijn voorkeur. Wel huurde ik onlangs voor het eerst een OV-fiets. Dat de fiets niet geschikt was voor mijn lengte mocht de pret niet drukken.

Wat mij verbaasde, was de nonchalante wijze waarop ik met de geleende fiets omging. Met een klap van de stoeprand rijden, de fiets op slot zetten zonder het meegeleverde kettingslot te gebruiken en tussendoor de lampjes laten branden: met en bij mijn eigen fiets zou ik dit nooit doen.

Mensen springen zuiniger om met de dingen die van henzelf zijn. Precies dit punt maakte de Griekse filosoof Aristoteles al in de vierde eeuw voor Christus. Het is een van zijn vijf argumenten, tegen zijn leermeester Plato, waarom privé-eigendom toch echt te verkiezen is boven een systeem van gemeenschappelijk eigendom. De andere zijn dat gemeenschappelijk eigendom eerder aanleiding geeft tot onderlinge conflicten; dat, als dit systeem zo goed zou werken, het wel door meer volken omhelsd zou zijn; en dat alleen privé-eigendom de mogelijkheid biedt om iets weg te kunnen geven aan anderen.

Zijn vijfde en interessantste argument is dat privé-eigendom beter past bij de aard van de mens. „Bovendien”, schrijft Aristoteles, „is het niet in woorden uit te drukken hoeveel meer plezier het oplevert iets als eigendom te kunnen beschouwen.”

De laatste observatie lijkt me een probleem voor onze tijd. Sommige economen tellen zoals bekend de zegeningen van de deeleconomie. In zo’n economie gaat gebruik boven bezit. De nadruk ligt er niet op kopen, maar op huren, lenen, ruilen en repareren. En dat is in alle opzichten goed voor het milieu en het klimaat.

In zekere zin is de deeleconomie van alle tijden. Dezelfde Aristoteles legt uit dat er in vroegere tijden uitsluitend ruilhandel was en dat die vorm van handel past bij de menselijk natuur: niemand kan immers in al zijn eigen behoeftes voorzien. Tegelijkertijd bleef zelfvoorzienendheid het ideaal van Aristoteles en zijn tijdgenoten. De mens die voor zijn voedsel en spullen op anderen was aangewezen, was een onvolkomen en afhankelijke mens.

Ten diepste koesteren we het ideaal van zelfvoorzienendheid nog steeds. Als het even kan, hebben we de benodigde spullen liever zelf in huis. Het gros van de mensen verkiest een koophuis boven een huurhuis, een eigen auto boven een leenauto en een eigen heggenschaar boven een geleende van de buren. Zelfs de studenten die nu op een leenfiets rondrijden, zullen straks in het echte leven massaal een grotemensenfiets aanschaffen.

Het is eenvoudigweg handiger om iets zelf te bezitten. Huren is vaak duurder, en ook aan lenen en ruilen kleven wat economen transactiekosten noemen. Alleen al met het uitzoeken, vinden en ophalen van iets wat men wil huren, is tijd en dus geld gemoeid.

Nu deze transactiekosten steeds lager worden, blijft het andere punt van Aristoteles als een donkere wolk boven de deeleconomie hangen: mensen genieten ervan om iets zelf te bezitten. Is dit verlangen aangeleerd? Het gedrag van kleine kinderen wijst anders uit. Die zijn er als de kippen bij om hun speelgoed te verdedigen tegen leengrage broertjes en zusjes. ”Mijn” en ”van mij” zijn zo ongeveer de eerste woorden die ze gebruiken. Mijn voorspelling is daarom dat de groeiende deeleconomie uiteindelijk zal stuiten op de grenzen van hoe wij mensen van nature zijn: bezitterig.

De auteur is werkzaam aan de Tilburg School of Catholic Theology. Zijn onderzoek richt zich op de verhouding tussen theologie en economie. Reageren? rubriekforum@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer