De blijvende rijkdom van de Hebreeuwse Tenach
Christenen lezen het Nieuwe Testament te vaak los van de Hebreeuwse Tenach, vindt ds. Bart Gijsbertsen. „Er lijkt wel iets te verbeteren in de kerken, maar de erkenning en zeker de verwerking van de Joodse wortels van de christelijke theologie staat nog steeds onder druk.”
Hij presenteert zaterdag in Kampen zijn boek ”Luisteren bij maanlicht”, met als ondertitel ”Een gang door het kerkelijk jaar met een oor naar de synagoge” (uitg. Van Warven, Kampen).
Ds. Gijsbertsen (1951) is emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland. Hij heeft zich in het verleden veel beziggehouden met het onderzoek naar de Joodse wortels van het Nieuwe Testament.
De schrijver volgt op meditatieve wijze de zondagen van het kerkelijk „zonnejaar” met de daarbij behorende feesten en gedenkdagen. Maar hij „beluistert” dat kerkelijk jaar door aandacht te geven aan het Joodse „maanjaar.” Vandaar de titel: ”Luisteren bij maanlicht”.
Pesach
Ds. Gijsbertsen verbindt teksten uit het Oude Testament en het Nieuwe Testament met elkaar. De maand Nisan, de eerste maand van het Joodse jaar, is gekozen als beginpunt. Pesach is de eerste van de grote feesten van Israël.
Het leesrooster in het boek breekt met het traditionele schema belofte-vervulling. Ds. Gijsbertsen: „Het gaat, en dat is ook de historische gang van zaken, andersom. Jezus voert ons, ”gojim”, Zijn wereld binnen: de wereld van de Torah. Dus laat ik in dit boek de nieuwtestamentische lezing horen als een inleidende lezing op de Tenach.”
Wat is de waarde van deze benadering?
„Ik hoop dat door het andersom lezen van de Bijbel er een betere verhouding tussen kerk en synagoge komt. Christenen zijn ongelooflijk gefocust op het Nieuwe Testament. Jezus, Paulus en de andere apostelen hadden echter maar één Bijbel, de Tenach. Het was voor mij een uitdaging om het Evangelie te lezen richting de Tenach. Dat stelde mij ook voor de belangrijke vraag: Hoe hebben de rabbijnen de Tenach gelezen en geëxegetiseerd? En wat kunnen wij van hen leren?”
Toch schrijft u dat de komst van Jezus in het kader staat van een lange mondelinge en schriftelijke traditie: tweeduizend jaar lang werd Zijn komst voorzegd. Dus in hoeverre keert u zich tegen het schema van belofte en vervulling?
„Ik geloof dat Jezus de Messias is. Dat is mijn belijdenis: Hij is de belichaming van de Tenach, het vleesgeworden Woord. Maar Jezus stelt dat er geen tittel of jota van de wet vervalt, beter gezegd: van de Torah. Mijn bezwaar tegen het schema van belofte en vervulling is dat het vaak in verband staat met een theologie die zo sterk vanuit het Nieuwe Testament denkt, dat zij de Tenach vergeet.
Mijn geloof in Jezus trekt mij als het ware Zijn wereld binnen, doet mij Zijn Bijbel lezen en bestuderen. Daardoor verdiep ik me in Zijn Joodse traditie. Ik ben van plan om in een nieuw boek het synagogale jaar te volgen en dan met een oor richting de kerk.”
Wat kunnen Joden van uw boek leren, met name in relatie tot de Messias?
„Met dit laatste ben ik niet zo bezig. Ik zou al blij zijn als mijn boek een uitleg geeft waardoor Joden in elk geval niet bang worden als ze op deze manier hun Tenach uitgelegd zien. We hebben in het verleden zo vaak teksten uit de Tenach te kort door de bocht op Jezus betrokken en tegen Israël gebruikt, terwijl die teksten goed beschouwd over iets anders gingen en meestal het volk Israël op het oog hadden.
Als er een dialoog met het Jodendom ontstaat, is dat voor mij al een wonder. In naam van het christendom is zoveel gebeurd dat bar en boos was.”