Einde Eerste Wereldoorlog: Wedloop om de laatste kogel
Iedereen wilde het laatste schot lossen. Maar niemand wilde het laatste slachtoffer worden. Maandag 11 november 1918, de laatste dag van de Eerste Wereldoorlog, was uiterst bloedig. Zeker 2738 mensen kwamen om, zo’n 500 meer dan op een gemiddelde dag.
Nog vijf minuten zou de oorlog duren. Het was maandag 11 november, 10.55 uur. De brief aan zijn meisje was al geschreven: na terugkeer in Amerika zouden ze trouwen. Twee aanvalsgolven richting de Duitsers overleefde de jonge Amerikaan. De soldaat zou nog meedoen aan de derde en laatste aanval. Maar zo ver kwam het niet. Een Duitse granaat ontplofte vlak bij hem. Hij kon nog tegen zijn luitenant fluisteren dat hij ging sterven. Enkele kameraden lagen gewond naast hem. De aanvalsgolf kwam op gang. Zonder de jonge soldaat. Honderden geweren knalden. De laatste slachtoffers vielen. Daarna was het stil.
Het is een van de treffende verhalen uit het boek ”Het elfde uur”. De Belgische historicus Pieter Serrien reconstrueert daarin de nadagen van de oorlog. Serrien onderzocht talrijke dagboeken en kranten en verwerkte dat in een boek van ruim 400 bladzijden. Het is een schokkend relaas. Wie het boek leest, moet wel wat eelt op de ziel hebben: de feiten en persoonlijke verhalen zijn bijna te triest voor woorden.
Spaanse griep
Het boek begint met enkele bladzijden over de periode die voorafging aan de laatste dagen van de oorlog. Bijvoorbeeld over de Spaanse griep, die miljoenen levens eiste. Onder anderen de Amerikaanse president Woodrow Wilson raakte besmet. Hij overleefde de ziekte, maar de kwaal had in deze cruciale fase van de oorlog wel invloed op zijn functioneren.
Nederland wordt enkele keren genoemd. Onder meer bij de mislukte revolutie van SDAP-leider Troelstra en de houding van Nederland tegenover politieke vluchtelingen zoals keizer Wilhelm II.
Ook het verwoestende Honderddagenoffensief, de geallieerde aanval die het einde van de oorlog inluidde, komt aan bod. Duitsland raakte mede door dit offensief en door de griep verarmd en lamgeslagen. Serrien beschrijft vervolgens van dag tot dag de verschrikkingen van de laatste oorlogsweek. De sfeer aan het front, aan de onderhandelingstafels en in de hoofdsteden van de betrokken landen worden beschreven. Vervolgens reconstrueert hij de gevechten en gesprekken van 10 november om 11.00 uur tot exact een etmaal later. Het laatste uur komt heel gedetailleerd aan bod.
Revoluties
Duitse soldaten begonnen die laatste dagen te deserteren. Vakbondsleiders en linkse activisten zagen hun kans schoon. In heel Duitsland braken revoluties uit. Eén persoon wist niet van wijken: keizer Wilhelm II. Terwijl het volk riep om zijn aftreden, weigerde hij een stap terug te doen. Wilhelm II zat in zijn hoofdkwartier in het Belgische Spa. Onder anderen de Duitse opperbevelhebber Paul von Hindenburg, die bij de keizer in Spa was, besefte dat Wilhelm II weg moest. Samen met anderen onderzocht hij de mogelijkheid om Wilhelm II te laten doden. Het plan was om hem een loopgraaf aan het front te laten bezoeken, waarbij hij dan door geallieerd vuur zou worden gedood. Dit plan ging uiteindelijk niet door.
Rijkskanselier Max von Baden, een neef van de keizer, stond in Berlijn onder grote druk van de revolutieleiders. Op 9 november 1918 kondigde hij de troonsafstand van de keizer aan. Kort daarna kwam bij hem het besluit van Wilhelm II binnen: hij zou zijn keizerstitel afleggen, maar wel koning van Pruisen blijven. Wilhelm II was echter te laat: hij was al afgezet door zijn eigen neef. Er restte niets anders dan een vlucht naar Nederland.
Broer gedood
Ondertussen moest de Duitse politicus Matthias Erzberger onderhandelen met de geallieerde opperbevelhebber, de Franse maarschalk Foch. Er viel echter niets te bespreken. Foch legde de Duitsers keiharde voorwaarden op. Vroeg of laat zou Duitsland breken, zo wist hij. Foch wilde liever de oorlog rekken dan grond prijsgeven. Terwijl het tijdstip van de wapenstilstand bekend was, werden er nog volop aanvallen ingezet. Erzberger moest zijn ondankbare taak uiteindelijk met de dood bekopen. In 1921 werd hij door rechts-extremisten doodgeschoten. Kranten berichtten dat er een verrader was omgekomen.
Terwijl de onderhandelingen in de buurt van Parijs volop gaande waren, wilden de geallieerden nog zo veel mogelijk terreinwinst boeken. Onder andere bij Franse grensplaats Sedan en het Belgische Bergen werd de aanval ingezet. Daar gebeurden trieste voorvallen. Zo zag een geallieerde militair dat zijn broer pal naast hem door Duits vuur werd gedood.
De wens om op het laatst nog terreinwinst te boeken, vergde minstens 10.944 slachtoffers, van wie zeker 2738 doden. Bij dit getal was wel een aantal grieppatiënten inbegrepen. Na de oorlog was de honger van de dood nog niet gestild. Onder meer ongevallen met munitie zorgden ervoor dat de oorlog na het einde nog lang niet echt voorbij was.
Einde Eerste Wereldoorlog
Het elfde uur, Pieter Serrien; uitg. Horizon, Amsterdam, 2018; ISBN 9 789492 626349; 448 blz.; € 24,95.