Javier Marías: „Literatuur laat zien dat we in het donker tasten”
De Spaanse auteur Javier Marías –Nobelprijskandidaat– schrijft al jaren diepgravende romans. Hij verwierf er een groot lezerspubliek mee én ontving lovende kritieken. Geheimen en verraad zijn de belangrijkste thema’s in zijn werk. „Dat is geen fascinatie van míj, het is het léven!”
De Spaanse najaarszon schijnt nog krachtig op het Plaza de la Villa in het centrum van Madrid, dicht bij de fraaie Almudena-kathedraal. Midden op het plein staat een beeld van Álvaro de Bazán, een zestiende-eeuwse zeeheld, vooral bekend vanwege de Slag bij Lepanto (1571), waarin de Ottomanen werden verslagen. Aardig detail: Cervantes, de auteur van Don Quichot, vocht ook mee en kon nadien zijn linkerarm niet meer gebruiken.
Vanuit zijn appartement kan Javier Marías (67) neerkijken op de maritieme held. Een vrouwelijke portier brengt me in een kleine lift met traliewerk naar boven. Marías ontvangt me hartelijk en gaat voor naar de zitkamer, via een smalle gang waar veel van zijn eigen boeken in diverse vertalingen liggen opgestapeld. ”Vol” lijkt het meest treffende woord voor de kamer. Overal staan en liggen boeken, uiteraard, ook de salontafel is ermee opgebouwd. Maar daarnaast bevinden zich op allerlei plekken kleine spullen: tinnen soldaatjes, fotolijstjes, prullaria. De nieuwerwetse flatscreen detoneert enigszins.
Marías schenkt water in, trekt voor zichzelf een blikje cola open en houdt in zijn andere hand een sigaret. Uit zijn overhemd, waarvan de bovenste knoopjes los zijn, steken een paar grijze haren.
De Spaanse schrijver debuteerde al op zijn negentiende. Na twee romans en een studie Engels wijdde hij zich aan vertaalwerk, om daarna weer te schrijven. Begin jaren negentig brak hij door en de laatste jaren wordt hij geregeld genoemd als Nobelprijskandidaat. In Nederland veroverde hij vooral met zijn roman ”De verliefden” een groot lezerspubliek. Critici waren lovend over met name ”Jouw gezicht morgen” (geen trilogie, maar een roman in drie delen, aldus Marías zelf) en ”Zo begint het slechte”.
Ingenieus verteld
Marías’ boeken kenmerken zich door betrekkelijk weinig actie en des te meer reflectie. In lange, hypnotiserende zinnen wordt de lezer meegenomen, uitgedaagd steeds dieper na te denken over verraad, schuld, liefde en dood. Zijn boeken zijn geen eenvoudige kost. Maar ze zijn tegelijk zo ingenieus verteld, en vol spanning, dat de beloning groot is.
De nieuwste roman van Marías, ”Berta Isla”, die onlangs in Nederland is uitgekomen, vertelt over een pasgetrouwd stel waarvan de man zich door een voorval gedwongen ziet voor de Britse geheime dienst te gaan werken. Die stap blijkt van grote invloed op de rest van zijn leven, en dat van zijn vrouw, Berta Isla. Zij ontdekt op een gegeven moment dat haar man geheim agent is, maar moet ermee leren leven dat ze verder niets van hem te horen krijgt. Wanneer hij weg is, soms maandenlang, heeft zij geen idee wat hij doet, wanneer hij thuiskomt en zelfs niet óf hij nog terugkomt, of hij nog leeft.
De man van Berta Isla draagt veel geheimen mee. Zij kent hem maar amper, eigenlijk. Dat is geen onbekend thema in uw werk. Hoe stemt dat u, de gedachte dat we onze naaste en onszelf maar zo beperkt kennen?
„De meeste mensen staan daar niet bij stil, hoor. Ze denken dat ze veel meer weten over zichzelf en de ander dan ze in feite weten, en ze zijn gelukkig. Maar als je er goed over nadenkt… De eerste regels van David Copperfield vind ik veelzeggend: „I was born (as I have been informed and believe) on a Friday.” Het meeste dat we weten, hebben we van horen zeggen. Onze eerste levensjaren kunnen we ons zelfs niet of nauwelijks herinneren. En wat weten we werkelijk van onze naasten? Hoe goed kennen we onze ouders van vóór dat ze ons kregen? Waren ze stapelverliefd op elkaar, of zijn ze bij elkaar gekomen omdat degenen die zij eigenlijk wilden hen afwezen?
We weten maar weinig zeker. Het is zoals het is. Ik word er niet droevig van. Je wordt ook niet droevig omdat de zon in het oosten opkomt. Je relativeert wel meer als je je bewust bent van je beperkte kennen. In dat opzicht zie ik ook een taak voor de literatuur. William Faulkner zei ooit: Als je een lucifer afstrijkt in een bos in het holst van de nacht, zie je vooral hoe donker het om je heen is. Ik ben het erg met hem eens. Dat is wat een schrijver doet: laten zien in welk donker we tasten. En misschien is dat op een bepaalde manier toch nuttig. Het maakt je bewust van de moeilijkheden en helpt je de ander en de wereld iets beter te begrijpen.”
Het stemt ook nederig.
„Vanzelfsprekend. Noodgedwongen.”
Wat ik vooral zo interessant vind aan Berta Isla is dat ze wéét dat ze heel veel over haar man níét weet. Toch blijft ze bij hem.
„Ik ken een paar mensen die voor de Britse geheime dienst hebben gewerkt, en zo werkt het. Ze konden heel veel niet met hun partner delen. Wat Berta betreft…” Hij neemt een trek van zijn sigaret. „Kijk, dat we veel niet weten zonder dat te weten, dat is eigenlijk normaal.” Een kort lachje. „Maar als je weet dat er iets te weten valt, wat doe je dan? In sommige gevallen is het moedig om dan genoegen te nemen met het niet-weten, denk ik. Want de mens is van nature nieuwsgierig.”
Geheim onthullen
Marías kiest zijn woorden zorgvuldig, maar is tegelijk een energieke spreker, die associatief van de ene op de andere gedachte doorgaat. „Een geheim onthúllen, erover vertellen, is soms noodzakelijk, soms aan te raden, soms ook een last. Neem de gruwelijke historische gebeurtenissen waarvan we weten dat ze gebeurd zijn omdat we erover blijven vertellen. Het blijft je pijnigen en achtervolgen, soms zelfs als collectief, als land. Ik vraag me weleens af: is het niet genoeg dát het gebeurd is? Waarom moeten we erover blijven spreken?’
Om te voorkomen dat iets dergelijks opnieuw gebeurt.
„Dat is de gemeenplaats, ja. Maar ik denk niet dat het zo werkt, helaas. We dachten lange tijd dat wat er onder Hitler is gebeurd nooit meer zal gebeuren, maar sinds een paar jaar weet ik dat niet meer zo zeker. De mens heeft suïcidale neigingen. Kijk wie er aan de macht zijn gekomen. Trump, Putin, Orban, Duterte. Zij proberen hun racisme en minachting voor bepaalde groepen niet eens meer te verbergen; ze zijn er trots op. Vroeger had je hypocrieten. Hypocrisie is niet fraai, maar een hypocriet heeft in elk geval nog het besef dat zijn racisme, bijvoorbeeld, niet door de beugel kan. Anders zou hij zich niet beter voordoen.”
Franco
Marías houdt er soms sterke meningen op na en doet geen moeite die te verbergen. Er is een verschil tussen de columnist in hem –elke week staat hij in de Spaanse krant El País– en de schrijver, die zijn oordeel juist opschort en motieven onderzoekt. „In mijn columns laat ik me af en toe verontwaardigd uit over wat ik dom, stom of verkeerd vind.”
Ook in uw boeken schemert soms door dat u niet bepaald optimistisch bent over de jongere generaties.
„Mijn vader, Julian Marías, was filosoof, zoals je misschien wist. Hij overleed in 2005. Hij schreef al, en ik denk dat hij gelijk had, dat de mens van nu een primitieveling met heel veel informatie is. We hebben beschikking over heel veel informatie, maar er is tegelijk een enorme toename aan stupiditeit. Mensen hebben niet eens meer door dat ze zichzelf tegenspreken, of ze vinden dat prima. Ze kiezen de informatie die hun goed uitkomt, of die nou betrouwbaar is of niet. Ook op politiek vlak zie ik achteruitgang. Reactionair beleid. We verliezen vrijheden; zelfs vrij kunnen denken en spreken wordt moeilijker. Er is zelfcensuur. Ik ken collega’s bij de pers die amper nog oprecht durven zijn uit angst voor de sociale media, die een permanente inquisitie vormen. We hebben hier veertig jaar censuur gehad en nu dreigen we via een andere weg terug bij af te raken.”
Open wond
De jaren onder generaal-dictator Franco, die in 1975 overleed, zijn nog altijd een open wond in Spanje. In het werk van Marías komt het Franco-trauma geregeld aan de orde.
Welke rol ziet u voor uw oeuvre in dit opzicht?
„Geen. Ik schrijf over wat ík interessant vind, of over wat míj zorgen baart. Ik schrijf niet om mensen te helpen. Ik ben geen leraar. Natuurlijk, Franco was een nachtmerrie, maar dat hoef je niemand meer te vertellen. Kijk, een roman is het tegenovergestelde van een rechtszaak. In een rechtszaak draait het om de feiten: die heeft dit of dat gedaan. De redenen waarom hij dat deed, doen er minder toe. Het gaat er vooral om dát hij de moord gepleegd heeft, bijvoorbeeld. In een roman vel je juist geen oordeel, maar laat je zien waarom iemand tot een bepaalde daad komt. Soms kun je die mens dan beter begrijpen, of je ziet hoe ambigu de mens vaak is. Een roman toont het mysterie maar legt het mysterie niet uit. That’s it. Ik háát romans met een les. Predikers.”
Geregeld is er in uw boeken sprake van bedrog en verraad. Waarom fascineren die u zo?
„Dat is geen fascinatie van míj, het is het léven! Sla de krant open, zet de tv aan, en het ene bedrog volgt op het andere, de ene leugen na de andere. En het is lang niet allemaal dramatisch hoor. Maar ieder mens kent wel de ervaring van bedrogen te zijn. Je dacht iemand goed te kennen…”
Uw vader, republikein, werd door een jeugdvriend verraden aan de franquisten. Dat moet indruk op u hebben gemaakt.
„Zeker. Natuurlijk. Met zijn toestemming heb ik zijn verhaal gebruikt in ”Jouw gezicht morgen”. Vijftien dagen na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd hij opgepakt. Het was de bedoeling dat hij zou worden doodgeschoten. Maar hij had geluk, en na een paar maanden in de gevangenis kwam hij vrij. Wel kon hij een tijd lang niet meer lesgeven en publiceren. Ik weet nog dat hij me er voor het eerst over vertelde, over het verraad door zijn vriend. Ik was nog een kind en ik vroeg hem: Zag je het dan helemaal niet aankomen? Nee, zei hij. Het was volslagen onverwacht voor hem geweest. Gelukkig zijn de meeste vormen van bedrog en verraad in het leven hiermee vergeleken zeer triviaal.”
Er zit ongelooflijk veel samenhang in uw werk. Bepaalde zinnen keren telkens terug, in een andere betekenis. Het lijkt alsof u van tevoren alles nauwkeurig heeft uitgedacht.
„Maar dat is niet zo. Zeker niet. Dan zou ik het schrijven zo saai vinden dat ik er niet aan zou beginnen. Ik hou ervan te improviseren. Natuurlijk, ik begin niet helemaal blind aan een verhaal, maar op z’n minst wel eenogig. Soms schrijf ik iets in een opwelling op. Later moet ik er dan voor zorgen dat datgene noodzakelijk wordt in het verhaal. Als ik op pagina 200 ben, verander ik niets meer op pagina 10. Als je veertig bent, kun je ook niet meer veranderen wat je op je twintigste deed. Je moet daarbij blijven, zorgen dat de rest van het verhaal hiermee strookt. Hoe ik dat doe? Ik weet het niet. Ik slaag er vast ook niet altijd in. Ik zou deze methode ook niet aanraden.”
U kent uw klassiekers – dat blijkt wel uit uw boeken. Maar welke hedendaagse schrijvers inspireren u?
„Ik lees al vijftien jaar bijna geen contemporaine schrijvers meer. Het kost veel tijd. Er zijn er wel een paar die ik bewonder. Thomas Bernhard, maar die is al lang overleden. Sebald, ook gestorven. Te vroeg. Coetzee. Munro. Barnes. Maar weet je wat het is met schrijvers van nu? Slechts een op de tien boeken is misschien echt de moeite waard. De andere negen kun je prima missen. Als ik mezelf niet was, zou ik ook niet zomaar een boek van ene Javier Marías kopen.”
Boekgegevens
Berta Isla, Javier Marías (vert. Aline Glastra van Loon); uitg. Meulenhoff, Amsterdam, 2018; ISBN 978 90 290 9255 5; 576 blz.; € 24,99.