Kerkhistorie met een knipoog: Witte jurken en de snelste trouwdienst ooit
’k Las eens een gemeentegids waarin met name de bruid geattendeerd werd op fatsoenlijke kleding. Het moest een van boven gesloten jurk zijn, met mouwen en uiteraard een hoed of sluier erbij. De jurk mocht niet wit zijn.
Ik ben het er van harte mee eens, afgezien van de laatste toevoeging. Wanneer er echter regels zijn in een kerk dient men zich daar wel aan te houden. Het is de oud gereformeerde ds. G. J. Zwoferink (1909-1964) in Kampen overkomen dat een bruid in wit bruiloftstoilet aankwam, terwijl dat daar verboden was. De bruid werd door de predikant naar huis gestuurd om andere kleding aan te trekken. Dit haalde destijds de krant, in een spotdicht:
De Weleerwaarde Zwofering
is bang voor de betovering
van bruidjes in het wit.
Hij zegt, dat achter ’t wit gedoe
Van bruiloftskleed en mistletoe
Het werk des duivels zit.
Komt er een vrolijk bruidspaar aan,
dan gaat hij voor de kerkdeur staan
en toetst het op zijn kleur.
Is ’t bruidje in het wit gekleed,
hij is met zijn besluit gereed:
gesloten blijft de deur
Der engelen kleed is wit en rein,
zwart moet de kleur des duivels zijn,
zwart als de donkere nacht.
Maar wie in Kampen bouwen gaat,
door Zwofering zich trouwen laat
wordt in het zwart verwacht.
De rest van het gedicht bespaar ik de lezer uit achting voor deze godsgezant. Ook buiten de rechterflank van de kerk kende men regels en stijl. Zo werd professor W. J. Aalders te Groningen gevraagd een stelletje te trouwen uit een zeer gegoede familie. Een prachtige kerk was geregeld, een gerenommeerd organist, er waren liturgieën gedrukt –een ongekende weelde– en als klap op de vuurpijl preekte er geen dominee maar een professor.
Vlak voor de dienst zou beginnen zei de bruidegom tegen de predikant: „Professor, ik doe er eigenlijk niet zo veel aan en u begrijpt wel: wij zijn nogal gepresseerd (gehaast, red.), misschien kunt u het formulier weglaten en de preek bekorten.” Tot verbazing van de ouderling van dienst zei Aalders: „Graag voldoe ik aan uw verzoek.” Aalders beklom de kansel en zonder votum en groet sprak hij: „Bruid en Bruidegom, u hebt mij zo-even medegedeeld, dat u aan de kerkelijke huwelijksbevestiging niet zo heel veel waarde hecht en mij verzocht het daarom kort te maken. (…) Laat ik daarom volstaan met het uitspreken van de wens, dat God u zegent en het met u lang maakt. Ik heb gezegd.” Daarop daalde Aalders van de kansel af naar de consistorie. De dienst was ten einde. Dr. J. J. Buskes, die het geval in ”Zoetzuur” boekstaafde, merkte daarbij op: „Het ontbreekt de kerk nogal eens aan stijl. Maar dit is in elk geval stijl.”