Column (Mariska Dijkstra): Alsof de hamster een nieuwe broodtrommel was
Díé daar. Die is leuk. Ik kijk mee, in de richting van de vinger van mijn zoon. De mevrouw van de dierenwinkel doet hetzelfde. Hij wijst duidelijk naar een oranje goudvis met zwarte vlekken en enorme uitpuilende ogen. Ik kijk verbaasd opzij, maar mijn zoon is niet te vermurwen. Die ene moet het worden. Ik zwicht. Vooruit dan maar. Hij is tenslotte niet voor niets meegegaan.
De tweede vis kies ík. Een mooi kleintje, lichtoranje. Een duidelijk tegenbeeld van zijn ruigere, zojuist aangeschafte vriend.
Als ze eenmaal thuis in de kom zwemmen, denk ik er nog eens over na hoe dat nou ging in die winkel. We kozen de diertjes vanwege hun uiterlijk. Zoals de nieuwe broodtrommels die we net daarvoor hadden uitgezocht. Misschien logisch, maar het voelde toch wat vreemd, omdat het hier wel om levende wezens ging.
Wat gebeurt er met de minst mooie, filosofeerde ik. Die blijven voor altijd in de dierenwinkel. Of ze moeten, net als bij ons, een baasje treffen dat juist schoonheid in het afwijkende ziet.
Dat moet anders, denk ik als we enkele maanden later weer tussen de dieren staan. We hebben gelukkig nog geen nieuwe vissen nodig, maar we besloten wel een hamster aan te schaffen. De kooi is inmiddels in huis. Inclusief rad, om het dier te laten bewegen. Alleen de inhoud nog. En wat voer en dat soort dingen.
We hebben geluk. Net na de vakantie blijkt hét moment voor zo’n aankoop te zijn. Er zijn jonge hamstertjes binnen en er is nog keus genoeg. De meeste jonkies zitten ondergedoken, diep in het zaagsel. Er zijn alleen nog wat grijze strepen op hun ruggetjes te zien.
Eén diertje is klaarwakker. Het loopt, nee, rent door zijn hok, roetsjt een trappetje op en weer af en loert nieuwsgierig door het glas van zijn hok naar buiten. En dan gebeurt het.
Ik kijk in de kraalogen van dat kleine, bruin-oranje beestje en ben verkocht. Zo gaat dat blijkbaar. Ik weet niet eens of het de mooiste is.
Ik zie hem –het blijkt een jongetje– al in zijn hok in onze woonkamer zitten, waar hij ook nog eens heel aardig tegen de achterwand zou staan, maar dat terzijde.
En mijn zoon? Die is het gelukkig met me eens.
Gelukkig hebben al die andere dieren ook heel leuke oogjes, waarmee ze klanten gaan verleiden hen te kopen. Dat hoop ik dan tenminste maar.