Kleine gemeenten hebben onze steun nodig
Velen uit de reformatorische kerken zijn in de zomermaanden buiten de Bijbelgordel ter kerke gegaan. De gemeenten daar mogen wij de komende tijd niet vergeten, benadrukt ds. M. van Reenen.
Buitenlandgangers kregen voor hun vakantie, traditiegetrouw, de mogelijkheden voor reformatorische kerkgang door het RD zo aangereikt. Voor mensen die in eigen land op vakantie gingen, was het echter soms wat puzzelen. Want hoe ligt het met ‘verantwoorde’ kerken in de vakantieomgeving, in Drenthe, Limburg of Noord-Holland? Maar uiteindelijk hebben heel wat vakantiegangers de weg gevonden naar een evangelisatiepost in Horst of Hoorn, Kerkrade of Leeuwarden. Of naar een gemeente in Oostburg of Oosterend, Westzaan of Westerhaar.
Daar zijn, zo is mijn ervaring, vakantiegangers zeer welkom. Met graagte duwt de koster de schuifwand opzij en staat de autochtoon zijn vertrouwde plekje af. Het gebeurt dat, in een plaats waar in de winter slechts 15 mensen samenkomen, het er in de zomer 150 zijn. Het is voor de vaste kerkgangers bemoedigend om voor even te zien dat de kerk niet overal een kleine minderheid geworden is. Want zó is het daar. De eigen gemeente is klein en van de buurtbewoners gaat vrijwel niemand naar de kerk.
Dit is een dagelijkse realiteit waarmee de meeste reformatorischen veel minder ervaring hebben. Na de vakantietijd belanden zij weer in Barneveld of Barendrecht, Staphorst of Stavenisse en treden ze met de schare naar Gods huis. Vaak weliswaar ook als minderheid, maar dan toch een grote minderheid. Daarom mogen zij die in de ‘veiligheid’ van de Bijbelgordel wonen na de vakantietijd de gemeente waarmee zij kennis hebben gemaakt niet laten voor wat die is.
Gebed
Hoe dan? Het eerste is heel eenvoudig: vergeet niet. Besef dat er in ons land christenen zijn die zich in zo’n andere situatie bevinden. Waar bijvoorbeeld reformatorisch onderwijs afwezig is, alleen op grote afstand gegeven wordt of in zijn voortbestaan bedreigd wordt. De RD-artikelen in de waardevolle serie ”In het buitengebied” brachten dit in het voorjaar helder voor het voetlicht.
Als wij aan deze gemeenten denken, dan kan het gebed daarvoor niet achterwege blijven. Het gebed dat ze staande blijven en bestaan blijven (overigens een onmisbaar gebed voor álle kerken).
Deze gemeenten houden ons ook een spiegel voor. Kiezen wij niet vaak voor de gemakkelijkste weg, door allemaal bij elkaar te kruipen? Is dát zelfverloochening en kruisdragen? Vergeet niet dat er in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis niets bestond wat leek op een ‘refodorp’. Petrus schrijft aan de „vreemdelingen”, die „verstrooid” zijn. Zo was het gewoonlijk.
Nog een andere spiegel wordt ons voorgehouden. In veel vakantiegemeenten zat de afgelopen twee maanden een gemêleerd gezelschap in de kerk. Kerkelijke naamgeving zei niet zo veel, verlangen naar Bijbelgetrouwe prediking daarentegen wel. De ‘nood’ van de vakantietijd drong ons naar elkaar toe. Dit moesten we, weer terug in onze vertrouwde gemeente, maar niet vergeten. Niet om de waarheid te relativeren, maar om die ook bij anderen te herkennen. Dringt de nood van de verscheurdheid ons?
Adopteren
Voor velen was het een zegen dat ze ook buiten de vertrouwde omgeving een Bijbelgetrouwe gemeente aantroffen. Maar… hoelang nog? De laatste tien jaar zijn er verschillende gemeenten opgeheven. Andere vragen zich af hoelang zij nog kunnen voortbestaan. Is dat alleen hún zorg of een zorg van ons allen?
We moeten zorg dragen voor elkaar. De ingrijpendste en tegelijk meest betekenisvolle stap daartoe is het overwegen van een verhuizing. Als er één gezin uit Vlaardingen of Vledderveen vertrekt, doet dat pijn in kerk en/of school; als er daarentegen tien gezinnen uit Veenendaal de andere kant op trekken, lijdt kerk noch school schade. Het effect van zo’n verhuizing is volgens dr. C. S. L. Janse „waarschijnlijk beperkt” (RD 5-5). Echter, een enkel gezin kan (menselijk bezien) het verschil betekenen tussen het voortbestaan of verdwijnen van een kinderclub, een jeugdvereniging of zelfs een school of gemeente. Hoe ernstig zou het zijn als op plaatsen waar eeuwenlang de gereformeerde (dus Bijbelse) waarheid is verkondigd, dit de komende tijd zou verdwijnen. En daarmee het belangrijkste middel tot getuigenis in een geseculariseerde omgeving!
Dit brengt me bij het laatste middel om kleine gemeenten in dorpen en steden buiten de Bijbelgordel bij te staan. Ze worden maar zelden gediend door een eigen predikant: te klein. Terwijl hij daar vanuit een zeker perspectief juist dringender nodig is dan in een grote gemeente elders in het land.
Veel kerkverbanden bieden al wel een vorm van ondersteuning aan kleine gemeenten, maar het kan misschien nog anders. Is het een vreemde gedachte als een grote gemeente zo’n kleine zuster zou adopteren, dat wil zeggen de predikantsplaats zou financieren, zodat ook daar de levende verkondiging van het Woord haar gedurige voortgang kan hebben?
Hoe dan ook, laten wij door onze gebeden en giften en mogelijk door onze aanwezigheid onze verafgelegen verwanten niet vergeten. En ernaar verlangen dat gelden zal: „Gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn Woord bewaard.” (Openb. 3:8)
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Oldebroek-’t Harde.