Koper eerste huis hoeft niet per definitie achter het net te vissen
Starters komen er niet meer aan te pas op de huizenmarkt. Nu de woningprijzen zo snel stijgen dat deskundigen zich zorgen beginnen te maken, hebben jongeren het nakijken.
De omslag op de huizenmarkt vond in een verrassend tempo plaats. Het lijkt nog maar kortgeleden dat er bezorgd werd bericht over huizen die jaren te kopen stonden zonder zelfs maar één bezichtiging en huishoudens die voor tienduizenden euro’s ”onder water” stonden. Bijna van de ene dag op de andere is het pessimisme van toen omgeslagen in een soort collectieve gekte.
De kentering begon in mei 2014 met een voorzichtig herstel, maar inmiddels zijn prijsstijgingen van 8 procent per jaar alweer de gewoonste zaak van de wereld. In veel grote steden is zelfs sprake van hysterie en worden recordbedragen betaald voor relatief kleine of slecht onderhouden woningen. In een dergelijke overspannen markt haken starters als eerste af, omdat ze geen woning in de aanbieding hebben en de markt betreden met een bescheiden startkapitaal.
Om die reden wordt vaak gesteld dat jongeren geen enkele kans meer maken op de woningmarkt, zeker niet wanneer ze moeten opbieden tegen doorstromers of beleggers in vastgoed. Daarbij moet wel de aantekening gemaakt worden dat er sprake is van grote regionale verschillen, want er zijn nog genoeg gebieden waarin de markt zich relatief rustig ontwikkelt en huizen niet al binnen één dag worden verkocht voor een bedrag dat boven de vraagprijs ligt.
Wie op zoek gaat naar zijn eerste koopwoning en moedeloos voor de etalage van de makelaar staat, kan wellicht inspiratie putten uit het bericht dat ik ontving van een jong echtpaar dat zijn intrek had genomen in een voordelig koophuis. Dat laatste is van belang, want de eerste woning hoeft niet meteen aan dezelfde eisen te voldoen als het ouderlijk huis.
Bij de aankoop werd eigen geld ingelegd dat deels afkomstig was uit een studielening waarover nauwelijks rente verschuldigd is. Door de combinatie van relatief lage woonlasten én een snelle salarisstijging kon er elk jaar 10 procent boetevrij worden afgelost. Dat voordeel wordt weleens vergeten: dat jongeren grote sprongen kunnen maken in inkomen, terwijl iemand van 40 vaak al in de hoogste schaal zit.
Dankzij deze aanpak, in combinatie met een sobere levensstijl, verwachten ze reeds op 35-jarige leeftijd helemaal hypotheekvrij te zijn. Het plan is om er vervolgens een andere woning bij te kopen om deze te verhuren en datzelfde kunstje nog eens te herhalen, zodat ze ruim voor hun vijftigste levensjaar kunnen beschikken over twee woningen die volledig in eigendom zijn.
Niet veel later ontving ik een bericht van een man die tot zijn drieëndertigste bij zijn ouders thuis had gewoond en al die jaren vrijwel zijn volledige salaris opzij had gezet. Wellicht is dat een wat onconventionele benadering, maar het eindresultaat is dat hij nu een gezin kan stichten in een woning die hij kon kopen zonder bij de bank te hoeven aankloppen.
Beide voorbeelden laten zien dat starters niet per definitie achter het net vissen. Datzelfde geldt in de toekomst voor mensen die hun slag slaan na de eerstvolgende crash op de woningmarkt of die een hypotheekvrij huis erven dat ongemerkt een vermogen waard is geworden.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl