Alain Verheij: Stop Bijbel niet weg in een doek
Sinds zijn studie is Alain Verheij actief op christelijke en seculiere netwerken op internet. Een uitgever uit de Amsterdamse grachtengordel zocht contact met de ‘Twittertheoloog’. Donderdag presenteert Verheij in Rotterdam een boek over Bijbelse lessen voor de 21e-eeuwse westerling.
Dat hij als fanatiek onlineblogger een papieren boek zou schrijven, had Verheij zelf ook niet voorzien. „Het is me overkomen”, aldus de 29-jarige auteur. De titel van het boek luidt: ”God en ik. Wat je als weldenkende 21e-eeuwer kunt leren van de Bijbel”. „Aan dat Boek heb ik mijn leven gewijd.”
Door het onderwijs in de Bijbelse talen tijdens zijn opleiding aan het Nederlands Gereformeerd Seminarie heeft Verheij de Bijbel „leren lezen.” Hij werd geen predikant, maar maakte de overstap naar de Universiteit Leiden. Daar doet hij promotieonderzoek naar Ugaritische en oud-Hebreeuwse teksten.
In 2010 begon hij als student te bloggen en artikelen te schrijven voor zowel christelijke als seculiere netwerken. Zijn berichten op Twitter trokken de aandacht van een uitgever van Atlas Contact uit Amsterdam. „Hartje seculiere grachtengordel.” Na een aantal gesprekken ontstond het idee om het boek te schrijven.
Verheij introduceert daarin het christendom door middel van zijn „eigen verhaal.” Hij spreekt over zijn kinderdoop, het dagelijkse zegengebed van zijn ouders, liederen die hij leerde en het lezen uit de Bijbel. „Ik heb het zo geschreven dat iemand die er geen feeling mee heeft, iets snapt van onze belevingswereld.”
Heeft de „weldenkende mens van de 21e eeuw” wel behoefte aan een boek met lessen uit de Bijbel?
„Mijn generatie is niet meer allergisch voor alles wat met geloof en Bijbel te maken heeft. Ze is nieuwsgierig en ze vraagt zich af wat er eigenlijk door de voorgaande generatie overboord is gezet.”
Geeft de Bijbel volgens u op iedere vraag van de „weldenkende mens” een antwoord?
„Nee. De Bijbel is om zo te zeggen geen handboek of gebruiksaanwijzing bij het leven. Maar ik schuw niet om brutale, hedendaagse vragen aan de Bijbeltekst te stellen. Daarmee neem ik bewust het risico dat ik weleens op een stelling moet terugkomen. Als ik ergens over twijfel, ben ik daar open over. Dat is gezond en daar word je wijzer van.
Ik wil de Bijbel niet wegstoppen in een zweetdoek om daar vervolgens niets mee te doen, zoals de dienstknecht uit de gelijkenis in Lukas 19 het pond van zijn meester angstvallig in een doek bewaarde en geen winst maakte.”
Wat is uw visie op de Bijbel?
„Voor mij is de Bijbel een geschenk van vele generaties Geestverwanten, met een hoofdletter, uit jodendom en christendom. In de Bijbel zit het geheim van de tegendraadse God. De exodus speelt daarin een belangrijke rol. Het slavenvolkje midden in de grootmacht Egypte zou normaal gesproken het onderspit delven. God keert dat om. De grootmacht heeft het nakijken. Het is het verhaal van de bevrijding. Daaraan verbindt Jezus Zichzelf in het Nieuwe Testament. Hij wordt niet voor niets op het joodse Pascha gekruisigd.”
Hebben die geschiedenissen volgens u historisch plaatsgevonden?
„Ik houd me niet bezig met de vraag welke geschiedenissen wel historisch hebben plaatsgevonden en welke niet. Dan beland je snel in een inspiratieloze welles-nietesdiscussie.”
Heeft de kruisiging, een kernpunt dat u zojuist noemde, volgens u wel historisch plaatsgevonden?
„Ik geloof dat je achteraf kunt zeggen dat de kruisiging een kruispunt in de historie is geweest. En voor het leven van Jezus zijn ook historische aanwijzingen te vinden.”
Maar is die boodschap van de kruisiging dan vrijblijvend?
„Er zijn mensen voor wie die boodschap geen waarde heeft. Aan de ene kant zijn dat de farizeeën, die denken dat ze heilig leven en precies weten wat de Bijbel leert. Aan de andere kant zijn dat de farao’s. Dat zijn echte materialisten die niet eens over de Bijbel willen spreken of nadenken. Voor hen heb ik mijn boek niet geschreven. Voor de grote groep daar tussenin wil ik in mijn boek iets laten zien van hoe geloven werkt. Want geloven, dat doet nog altijd zeker de helft van Nederland – en wij zijn niet gek.”