RMU bezint zich op toekomst vakbeweging
De vakbeweging in Nederland heeft alleen toekomst als ze gedreven wordt door morele verontwaardiging over ontwikkelingen in de samenleving. Dat zei Chris Baggerman woensdag in Doorn tijdens een symposium ter gelegenheid van zijn afscheid als coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid bij de reformatorische vakorganisatie RMU.
De RMU werd in 1983 opgericht omdat er destijds geen begrip was voor werknemers die principiële bezwaren hadden tegen staken om werkgevers onder druk te zetten. Een staking is voor de RMU nog altijd een brug te ver, maar tegenwoordig zijn er ook andere fronten. Baggerman noemde er vijf.
Allereerst wees hij op de „volstrekt uit het lood geslagen” fiscale behandeling van eenverdieners in vergelijking met tweeverdieners. „Het verschil in belastingdruk is nergens ter wereld groter dan in Nederland. Dit is een inbreuk op de beschaving.”
Morele verontwaardiging is er bij de RMU ook over de miskenning door een deel van de samenleving dat het onderhouden van de zondag als rustdag heilzaam is voor een ieder. Hetzelfde geldt voor de positie van werknemers met gewetensbezwaren, zoals de verpleegkundige die onder druk wordt gezet om mee te werken aan euthanasie en abortus.
Verder maakt de RMU zich sterk voor verbetering van de bestedingsruimte van huishoudens. Die is de laatste 40 jaar niet groter geworden, stelde Baggerman. „Een steeds groter deel van de nationale koek gaat naar de aandeelhouders en financiers en niet naar de werknemers en zelfstandigen.”
Tenslotte noemde hij de scheve verhouding in de beloning van bestuurders van grote beursgenoteerde bedrijven en de gemiddelde werknemer in die ondernemingen. „Het is absurd dat bijvoorbeeld de baas van Unilever een jaarsalaris heeft van 7,7 miljoen euro, dat is 292 keer zoveel als de gemiddelde werknemer bij dat bedrijf.”
Volgens Baggerman, die 29 jaar bij de RMU heeft gewerkt en nu met pensioen gaat, is Nederland steeds minder een land van gelijke kansen. „Terwijl mensen aan de bovenkant er fors op vooruit zijn gegaan, is er aan de onderkant een steeds grotere groep die niet mee kan komen en in inkomen, gezondheid, opleiding en woonsituatie achterop raakt”, zei hij. „Steeds meer zzp’ers, oproepkrachten en mensen met kortdurende flexcontracten –inmiddels zo’n 3 miljoen mensen– bouwen nauwelijks iets op aan sociale zekerheid of pensioen.”
CNV-voorzitter Maurice Limmen maakt zich daar ook zorgen over. Hij stelde vast dat werk steeds minder vaak zekerheid biedt. „Veertig procent van de Nederlanders heeft een geflexibiliseerde baan. Zij gaan gebukt onder onzekerheid en durven niet voor zichzelf op te komen, net als de dagloners van honderd jaar geleden.”
Volgens Limmen moet de vakbeweging zich inzetten voor meer zekerheid en ook voor perspectief op werk. Hij vindt het „een schande” dat er ondanks de economische groei in Nederland nog steeds 1,2 miljoen mensen „aan de kant staan”: mensen met een arbeidsbeperking, migranten en oudere werklozen. Hij ziet werkgevers wegkijken bij deze lastige groep en liever goedkope Spanjaarden of Polen aan te trekken –mensen die minder verdienen dan Nederlanders en ook nog eens minder rechten hebben.
De CNV-voorzitter laakte in dit verband de „oneerlijke kostenconcurrentie” tussen werknemers uit verschillende Europese landen. „De economische integratie in Europa verloopt veel sneller dan de sociale.”
NRC-journalist Menno Tamminga, auteur van het boek De vuist van de vakbond, zei dat momenteel slechts 15 procent van de werkenden lid is van een vakbond. Vijftig jaar geleden was dat 40 procent. Individualisering en betere opleiding zijn daar debet aan, meent Tamminga. „Mensen laten zich minder gezeggen. Ze willen best in beweging komen, maar wel op hún voorwaarden, op het moment dat het hen past.”
Hij geeft vakorganisaties het advies om in cao’s en sociale plannen –die voor alle werknemers gelden, ook de niet-leden– „extra voordeeltjes” voor hun leden in te bouwen.
Scheidend RMU-onderhandelaar Baggerman lanceerde een ander voorstel. „We sluiten cao’s voor 7 miljoen mensen, terwijl we maar 1,7 miljoen betalende leden hebben. Laat iedere werknemer die onder een cao valt een bijdrage betalen. Die bijdragen komen in een landelijk fonds, dat het geld naar rato verdeelt onder de vakorganisaties.”
Limmen vond dat „een antwoord” op het probleem van de meelifters, maar stelde dat daar wel een prijs tegenover staat: „Dan leveren we onze onafhankelijkheid in.”