Muziek

„Elke tijd maakt z’n eigen Bredero”

Zijn lijfspreuk kent iedereen: „’t Kan verkeeren.” Zijn naam komt voor in de Canon van de Nederlandse Literatuur. Maar verder begint de figuur van Gerbrand Adriaensz Bredero aardig in de vergeethoek te raken. De dichter, een van de belangrijkste van de Gouden Eeuw, overleed 400 jaar geleden.

11 April 2018 21:40Gewijzigd op 16 November 2020 13:01
Portret van Bredero. Reproductie uit 1619 naar een gravure. beeld Wikipedia
Portret van Bredero. Reproductie uit 1619 naar een gravure. beeld Wikipedia

In Amsterdam, waar Gerbrand Adriaensz Bredero (1585-1618) zijn hele leven woonde, wordt op een paar plaatsen de herinnering aan de dichter levend gehouden. Bij Nes 41, waar hij werd geboren en opgroeide, is om de hoek in de Sint Pietershalsteeg een marmeren gevelsteen aangebracht. Het gedenkteken, mét zijn lijfspreuk, dateert uit 1985, toen zijn 400e geboortedag werd gevierd.

Even verderop, aan de Oudezijds Voorburgwal, woonde de familie Bredero vanaf 1602 op nummer 244. In het pand is nu Bredero’s Café gevestigd, waar je pancakes en burgers kunt krijgen. Een bordje van de Winkler Prins Stichting meldt dat hier tussen 1602 en 1618 ”Gerbrant” Brederode woonde. Boven in de gevel, net onder de daklijst, is de bekende spreuk opgenomen.

Een derde herinnering staat vlak bij de Waag aan de Nieuwmarkt. Een standbeeld toont een man die geheimzinnig iets fluistert in het oor van een vrouw. Eronder de naam Bredero. Verder geen informatie.

Internet leert dat dit standbeeld er in 1968 is gekomen, ter gelegenheid van de 350e sterfdag van de dichter. Beeldhouwer Piet Esser heeft een scène uit Bredero’s blijspel ”De Spaanschen Brabander” uitgebeeld. Hoofdrolspeler Jerolimo, een oplichter uit de Zuidelijke Nederlanden, vraagt een dame van lichte zeden of hij haar mag kussen, maar zij weert hem af. Esser zag zijn tafereel als een hommage niet alleen „aan een groot schrijver, maar ook aan het Amsterdamse volkskarakter”, aldus een toelichting.

Dit is zo ongeveer wat de toerist in Amsterdam vandaag de dag over Bredero te weten komt. Zijn lijfspreuk, én de associatie met lichtzinnigheid.

Volkstaal

In café De Jaren, op een steenworp afstand van Bredero’s geboorteplek, gaat dr. Natascha Veldhorst in op de betekenis van deze dichter. Veldhorst is universitair docent muziek en literatuur bij de vakgroep algemene cultuurwetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze specialiseerde zich op het terrein van liederen en liedboeken in de Gouden Eeuw.

Voor Veldhorst hoort Bredero thuis in het rijtje grote dichters van de Gouden Eeuw, naast mannen als Vondel, Hooft en Huygens. „Bredero wordt soms een volksdichter genoemd. Maar dat is wat misleidend, alsof hij geen werk van een hoog niveau dichtte. In navolging van 16e-eeuwse denkers als Coornhert en Spiegel was Bredero een van de eersten in de 17e eeuw die pleitten voor het gebruik van de volkstaal in de poëzie. Zijn eerste toespraak bij de rederijkerskamer d’Eglantier in 1611 ging er al over. Ook introduceerde hij Amsterdams dialect en volkse types in zijn liederen en spelen. Maar dat betekent niet dat zijn werk van een laag niveau was. Het is hoge kunst, geen lectuur. Hij behoorde tot de top van zijn tijd.”

Bredero kwam niet uit een gegoed milieu, zoals een Hooft. Zijn vader was ambachtsman: schoenmaker. Tegelijk was hij poorter van Amsterdam. Hij had zich opgewerkt tot de lagere burgerij. Gerbrand werd opgeleid als kunstschilder en ging naar de Franse school. Het Latijn was hij echter niet machtig.

Zijn stukken en liederen maakte de jonge dichter niet voor het volk, maar voor de burgerij, zegt Veldhorst. „Die konden de uitgaven van zijn liederen en spelen kopen en naar een voorstelling van de rederijkerskamer gaan. Het volk kon voor een deel niet eens lezen. Bredero is dus niet de André Hazes of de Zangeres Zonder Naam van de 17e eeuw.”

Respectvol

De gegoede burgerij vergaapte zich intussen aan de volkse taferelen in Bredero’s werk. Veldhorst: „Het ging niet over hen. Ze vonden het prachtig om zich te vermaken via laaggeplaatste personages, die door Bredero humoristisch maar ook respectvol werden geportretteerd.”

Gereformeerde predikanten lieten meermalen weten dat ze Bredero te ver vonden gaan in zijn verzen. „Predikanten waarschuwden in het algemeen voor schunnige liedjes en soms schokkende taal. Bredero ís vaak ook behoorlijk expliciet als het bijvoorbeeld gaat over seksualiteit. Je krijgt daarom een soort tegenbeweging, een religieus-muzikaal offensief. Calvinisten gaan geestelijke liedboeken publiceren om de jeugd weg te houden bij de schunnige liedjes.”

Gelovig

Bredero was intussen wel een gelovige dichter, zegt Veldhorst. „Gelovig, maar niet belerend of normatief. Hij beleefde zijn geloof in de lijn van Coornhert. De dichter had een hekel aan de oeverloze discussies in zijn tijd over religieuze kwesties. Hij stond voor verdraagzaamheid. In zijn toneelstuk ”Angeniet” laat hij een van zijn personages zeggen: „Weet of rust.” Dat was een citaat, namelijk Coornherts kenspreuk, maar ook Bredero’s eigen visie. Geen theologische haarkloverijen, geen „boekenkijf” en „woordenspitsenstrijd”, zoals hij het noemt.”

In een van zijn geestelijke liederen schrijft Bredero: „O Schepper, mij tot u bekeert,/ Ik bid dat gij mij bidden leert.” Even verderop heet het dat de ziel „gezond geloof” en „verlicht verstand” nodig heeft. Veldhorst: „Dat gezonde geloof, daar ging het hem om. Gebaseerd op levenservaring, en niet op boeken. Dat laatste verzandt slechts in theologisch gekrakeel.”

De dichter stierf al in 1618, slechts 33 jaar oud. Hij was uiteindelijk maar zeven jaar echt actief als dichter. „Maar dat betekent niet dat hij een beginneling was. Hij was rijp ontwikkeld. In de genres waarin hij publiceerde, toneelstukken en liederen, was hij in korte tijd tot grote hoogte gestegen.”

Bredero bleek bij zijn sterven veel aanhang te hebben, ook onder collega-dichters. „Hij werd op handen gedragen. De lofdichten bij zijn sterven waren niet van de lucht. En hij kreeg als dichter een eervolle begrafenis in de Nieuwezijdskapel aan de Kalverstraat.”

Rokkenjager

In later tijd is Bredero vaak neergezet als de lichtzinnige rokkenjager. Onterecht, zo is gebleken. „Het komt doordat zijn werk nogal eens biografisch werd gelezen”, zegt Veldhorst. „Wat niet zo gek is, omdat hij zo persoonlijk schrijft. Men heeft hem geïnterpreteerd vanuit de personages in zijn werk. En natuurlijk was hij lichtvoetig. Maar ook melancholiek en godsdienstig. Allemaal tegelijk, zoals veel kunstenaars. Of hij een losbol was of een rokkenjager, dat kun je uit zijn poëzie niet afleiden. Ook niet dat hij antiburgerlijk was. We weten alleen dat hij een burger was, en een kunstenaar. Én Amsterdammer. Hij is zijn hele leven de stad niet uit geweest. In heel z’n werk kom je Amsterdam tegen. Heel herkenbaar voor de burger van de 17e eeuw.”

Met zijn toneelstukken, maar ook met zijn liederen heeft Bredero veel invloed uitgeoefend, zegt Veldhorst. „Die kregen een brede verspreiding. Ze werden overgenomen in andere liedboeken en ook door veel latere dichters nagevolgd. Het ”Groot Lied-boeck” uit 1622, waarin na zijn dood zijn liederen werden uitgegeven, behoort tot de belangrijkste liedboeken van de 17e eeuw.”

Voetstuk

Bepaalde teksten zijn de eeuwen door bekend gebleven, zoals de liedjes ”Van Fobert en Lobbetje” en ”Arent Pieter Gysen” en zijn toneelstukken ”Klucht van de molenaar” en ”De Spaanschen Brabander”. Het laatste blijspel werd voor het laatst in 1985 opgevoerd.

Iedere eeuw gaat weer anders om met z’n nationale helden, zegt Veldhorst. „In de 19e eeuw werden de 17e-eeuwse schrijvers op een voetstuk geplaatst, maar had men wel moeite met Bredero’s lichtzinnige kant. In de eerste helft van de 20e eeuw begon men de dichter meer van zijn werk te scheiden. Elke tijd maakt z’n eigen Bredero.”

Anno nu is de dichter vooral bekend van zijn lijfspreuk: „’t Kan verkeeren.” Hij komt ook voor in de Canon van de Nederlandse Literatuur, die in 2002 werd opgesteld. Als literaire werken worden daarin zijn ”De Spaanschen Brabander” en het ”Groot Lied-boeck” genoemd.

Veldhorst: „De aandacht voor Bredero leeft altijd op als er een herdenkingsjaar is. Dan wordt er veel energie gestoken in de herwaardering en wordt er actief geprobeerd om zijn wereld met die van nu te verbinden. Het is belangrijk dat dit literaire erfgoed niet verloren gaat. Wat mij betreft hoort Bredero als het om de dichters van de Gouden Eeuw gaat tot de eerste drie.”


Liedboek

Het belangrijkste dichtwerk van Bredero werd postuum in 1622 uitgegeven in het ”Boertigh, Amoreus en Aendachtigh Groot Lied-boeck”. Zoals de titel al aangeeft, bestaat de uitgave uit drie onderdelen: het eerste deel bevat komische gedichten, het tweede telt liefdesverzen en in het derde deel zijn godsdienstige liederen te vinden. Een van de gedichten uit het laatste deel werd in de hervormde zangbundel van 1938 (gezang 156) opgenomen en stond in 1973 ook weer in het Liedboek voor de kerken (gezang 419): „O God die de gedachten/ der mensen ziet en leest (…).” Het lied wordt gezongen op de melodie van Psalm 130. In het nieuwste Liedboek uit 2013 is het gezang niet meer teruggekomen.


Herdenkingsweek en muziektour

De Stichting Bredero 2018 organiseert dit jaar een aantal activiteiten rond het werk van Bredero. Zo heeft theatergroep De Kale inmiddels een aantal keren Bredero’s ”Klucht van de molenaar” opgevoerd. Deze zomer, van 22 tot en met 26 augustus, houdt de stichting een heuse Nationale Bredero Herdenkingsweek. Later dit jaar vinden nog meer opvoeringen van spelen van Bredero plaats. Op de website van de stichting publiceert schrijfster Nelleke Noordervliet blogs over haar relatie met Bredero. Bij uitgeverij Querido verschijnt bovendien een nieuwe monografie over de dichter van de hand van René van Stipriaan, getiteld ”De Hartenjager. Leven, werk en roem van Gerbrand Adriaensz. Bredero”.

Het ensemble Camerata Trajectina gaat van 7 tot en met 16 april op tournee met een muziekprogramma rond Bredero. Saskia Coolen (viola da gamba, blokfluit en artistieke leiding), Nico van der Meel (tenor), Hieke Meppelink (sopraan), Sytse Buwalda (alt), Marcel Moester (bas), Constance Allanic (viola da gamba en harp) en Arjen Verhage (luit) brengen liederen van de 17e-eeuwse dichter en spelen instrumentale improvisaties en variaties op de melodieën die Bredero gebruikte. De concerten worden gegeven in ’s-Heerenberg, Heeswijk-Dinther, Muiden, Maastricht, Westzaan, Deventer, Emmeloord, Haarlem en Rotterdam.

Meer informatie: www.bredero2018.nl en www.camerata-trajectina.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer