De tent, de cent en de vrouw
Vorige maand schreef ik over mijn opa, die geen opvolger had voor zijn akkerbouwbedrijf omdat hij alleen dochters had en geen zoons. Tegenwoordig is dit dilemma nauwelijks nog voor te stellen.
Het speelde een halve eeuw geleden. Het overdragen van het familiebedrijf aan een van de zes dochters was geen optie. Er werd minder waarde gehecht aan de opleiding van meisjes. Vrouwen werkten nauwelijks buitenshuis. Vrouwelijke ondernemers waren schaars, al werkten vrouwen wel vaak mee in het bedrijf van hun man.
In de afgelopen decennia is er veel veranderd. Vrouwen onder de 45 jaar zijn inmiddels hoger opgeleid dan mannen van dezelfde leeftijd. Het is dan ook niet verrassend dat vrouwen steeds vaker de stap naar het ondernemerschap zetten. Inmiddels is ruim een derde van alle ondernemers vrouw. Dat geldt niet alleen voor zzp’ers, maar ook voor ondernemers aan het hoofd van grotere mkb-ondernemingen.
Het aandeel vrouwelijke ondernemers verschilt wel sterk per bedrijfstak. Vrouwelijke ondernemers zijn vooral te vinden in bedrijfstakken waar van oudsher al veel vrouwen werken: zo is in de persoonlijke dienstverlening en gezondheidszorg de overgrote meerderheid van de ondernemers vrouw. In de eerste categorie vallen bijvoorbeeld ondernemers in de kinderopvang; in de tweede artsen, tandartsen, fysiotherapeuten en verloskundigen. In de sector cultuur, sport en recreatie en de horeca is bijna de helft van de ondernemers vrouw. Deze bedrijfstakken zijn doorgaans niet exportgericht, wat misschien verklaart waarom bij handelsmissies nog altijd zo weinig vrouwen in de delegatie zijn te vinden.
Toch staat ook in ‘mannelijke’ sectoren als de land- en tuinbouw, bouw en logistiek steeds vaker een vrouw aan het roer. Bij de cursus van de Rabobank voor agrarische bedrijfsopvolgers is inmiddels circa 15 procent van de deelnemers vrouw. Toch betrap ik mezelf erop dat ik bij de ”de ondernemer” vaak automatisch denk aan een man. Ook in de media zien we nog weinig vrouwelijke ondernemers. Wellicht zoeken zij minder vaak de schijnwerpers op.
Uit Brits onderzoek blijkt dat slechts 42 procent van alle vrouwen hun onderneming als succesvol beschrijft, tegenover 62 procent van de mannen. Valse bescheidenheid, want uit een verdere analyse blijkt dat de bedrijven van deze vrouwen gemiddeld juist winstgevender zijn dan die van de mannen.
Dat de managementvaardigheden van de ondernemer een belangrijke factor zijn bij het succes van een bedrijf, is niet alleen een populaire opvatting, maar blijkt ook uit onderzoek. Voor banken en andere vermogensverschaffers is het daarom van belang om de kwaliteiten van de ondernemer goed in te schatten. Dit is een belangrijke aanvulling op meer feitelijke informatie, zoals de aard van de onderneming, de vooruitzichten voor de bedrijfstak en –uiteraard– het financiële plaatje. Bankiers en andere kredietverstrekkers vatten dat soms samen met het ezelsbruggetje ”de vent, de tent en de cent”.
U hoort mij niet zeggen dat mannen betere ondernemers zijn dan vrouwen, of andersom. Wel dat het belangrijk is om rekening te houden met het gegeven dat mannen en vrouwen zich niet op dezelfde manier presenteren. En dat het hoog tijd is voor een nieuw ezelsbruggetje: de tent, de cent en de vrouw.
De auteur is econoom bij RaboResearch.