Schelp met oortjes
Van Scandinavië tot Senegal vind je schelpen zoals wijde mantel (Aequipecten opercularis) en bonte mantel (Chlamys varia). De Noordzee legt helaas maar mondjesmaat wat grijze exemplaren op het strand. Hoe zuidelijker je komt, hoe meer mantels, want de Middellandse Zee is veel guller. Die strooit met roze, oranje, paarse en gele schelpen. Je moet wel zoeken, en dat maakt het leuk. Niets ontspannener dan langs de vloedlijn te dwalen en een schelp te vinden. Toen de wijde mantel zijn naam kreeg, deed die zijn naamgevers denken aan een gespreide jas. De oortjes zijn vaak afgebroken, maar het rechteroor is groter dan het linker.
Het tweekleppige weekdier spoelt doorgaans voor de helft aan en zit regelmatig vastgehecht op een oester. Met kleine tentakels langs de rand waarop oogjes zitten, kan het licht en donker onderscheiden. Wat het ook kan: met een klap zijn kleppen sluiten en snel wegschieten, omdat het een uitstekende zwemmer is. De grote mantel heet ook wel sint-jakobsschelp (Pecten maximus). De schelp is genoemd naar de apostel Jakobus, die net als zijn broer Johannes visser was tot hij Jezus volgde. De grote mantels zijn afkomstig van schelpenbanken uit het Kanaal, de Baai van Brest of bijvoorbeeld de Golf van Biskaje en is gewoon in de supermarkt te koop.