Belangrijker dan lef is een toekomstvisie op woningbouw
Als het aan minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ligt, gaan gemeenten vaker in het groen bouwen. Maar dat moeten dan natuurlijk wel groene woningen zijn.

De minister liet haar appel dinsdag vergezeld gaan van de oproep aan gemeentebesturen om straks, na de lokale verkiezingen, lef en ambitie te tonen. Dat is slim gedaan, want niemand wil natuurlijk beschuldigd kunnen worden van het tegendeel. Tegelijk zou je juist ook kunnen stellen dat het van lef en ambitie getuigt om alle nieuwbouwplannen binnen de bestaande gemeentegrenzen in te passen, want bouwen in het groen is vaak de eenvoudigste, goedkoopste en gemakzuchtigste optie.
Meer dan een suggestie is het overigens niet, want na decennia van deconcentratie, liberalisering en privatisering is de overheid steeds minder vaak de regisserende partij en moet zij toezien hoe lagere overheden eigen keuzes maken. Gemeenten geven in de praktijk meestal de voorkeur aan compacte bouw en het herbestemmen van panden en kavels, in plaats van klakkeloos buitengebied op te offeren aan nieuwbouwplannen.
De minister maakt zich om begrijpelijke redenen zorgen doordat er de afgelopen crisisjaren te weinig is gebouwd, waardoor een tekort aan woningen dreigt. Om het leed te verzachten en critici bij voorbaat de mond te snoeren, benadrukt ze dat die nieuwe woningen in het groen dan natuurlijk zelf wel groen zouden moeten zijn. Dat klinkt mooi, maar doet denken aan het planten van een paar bomen om het geweten te sussen na een vervuilende vliegreis.
Het streven van de overheid is om vanaf 2020 alleen nog energieneutraal te gaan bouwen. Dat betekent niet alleen dat nieuwe woningen straks allemaal losgekoppeld zijn van het gasnet, maar ook dat ze vrijwel geheel zelfvoorzienend zijn als het gaat om energieverbruik en uitsluitend gebruikmaken van natuurlijke bronnen. De belofte van de minister suggereert dus ten onrechte een eerlijke uitruil. Niet alleen is een groene woning iets totaal anders dan een groen buitengebied, er bestaat straks nog maar één type nieuwbouw.
Veel belangrijker dan het tonen van lef is dat gemeenten blijk geven van toekomstvisie en verbeeldingskracht. Als uit een inventarisatie blijkt dat er op korte termijn vooral behoefte is aan eengezinswoningen voor jonge gezinnen, dan lijkt het een eenvoudige optelsom wat er moet worden gebouwd.
Kijk je echter nauwkeurig naar de markt, dan zou zomaar kunnen blijken dat het veel slimmer is om aantrekkelijke, levensloopbestendige appartementen te bouwen voor de steeds groter wordende groep senioren die na het uitvliegen van de kinderen in een te groot geworden huis achterblijven. Vraag dus eerst eens aan die categorie hoe ze het liefst zou willen wonen, dan ontstaat er vanzelf doorstroming en komen al die eengezinswoningen op termijn automatisch vrij.
Daarnaast kan de recente belangstelling voor het fenomeen ”tiny houses” ook veel algemener worden opgevat en vertaald worden naar seriematige woningbouw. Grote gezinnen zullen altijd behoefte blijven houden aan een ruime woning, maar de meeste huishoudens kunnen toe met minder vierkante meters. In zekere zin kun je zelfs stellen dat kleiner wonen pas écht duurzaam en groen is.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl