„We gunnen de zaligheid aan alle mensen”
DEN HAAG - SGP-leider Van der Vlies verzet zich tegen de bouw van nieuwe moskeeën. Gaat het om het ombouwen van bestaande kerken tot moskeeën, dan kunnen en moeten SGP-raadsleden daar echter geen probleem van maken, vindt hij. „Het gaat vandaag de dag om verzet tegen de islamisering van de samenleving.”
Van der Vlies actualiseert aan de vooravond van een SGP-congres over integratie en burgerschap de wijze waarop zijn partij moet omgaan met andersdenkende medelanders. Vanouds heeft de SGP grote moeite met onbegrensde godsdienstvrijheid. De partij trekt de grens bij gewetensvrijheid. Publieke uitingen van niet-christelijke godsdiensten zijn in een land waarin de SGP het voor het zeggen heeft, taboe.Wat is de diepste reden dat de SGP zich tegen onbelemmerde vrijheid van godsdienst verzet?
„Zondag hoorde ik een preek over de toespraak die de apostel Petrus hield nadat hij, net na het pinksterfeest, gevangen was genomen. Daarin zegt de apostel dat er geen andere naam onder de hemel is gegeven waardoor wij moeten zalig worden, dan de naam van de Heere Jezus Christus. Toen dacht ik: Daar gaat het mij en alle SGP’ers om. Die zaligheid gunnen we alle mensen. Het betaamt alle mensen dat ze de Heere dienen. Een SGP’er wil werken aan een samenleving waarin bijbelse waarden en normen gestalte krijgen.”
Maar wat moet een SGP-raadslid concreet doen als er een aanvraag ligt voor de bouw van een moskee?
„Een raadslid moet het goede voor de burgerlijke gemeente zoeken en dat bestaat alleen in de publieke dienst aan de levende God. Dat is de kern die in de SGP-boodschap moet doorklinken. Die boodschap heeft onder meer betrekking op de zondag, de zedelijkheidswetgeving, het jeugd- en jongerenwerk en ook op de ruimtelijke ordening.”
Wat zou Van der Vlies doen als hij raadslid zou zijn?
„Dat is een theoretische vraag, want ik ben geen raadslid. Maar uit het voorgaande valt op te maken dat ik grote moeite met de bouw van een moskee zou hebben.”
Dat hebben alle SGP’ers, maar hoe zou uw stemgedrag zijn?
„Binnen de SGP zijn er raadsleden die vanuit onze theocratische benadering tegenstemmen. Anderen vinden dat ze krachtens hun eed als raadslid geen blokkade mogen opwerpen, omdat de godsdienstvrijheid een verantwoordelijkheid is van de landelijke overheid. Ze zullen daarbij een stemverklaring geven waarin ze hun ideaal verwoorden.”
Daarmee is de vraag nog niet beantwoord.
„Mijn hart ligt bij de theocratische benadering, maar ik wil de zaak niet dichttimmeren door voorschriften uit te vaardigen voor alle raadsleden. Binnen de partij hebben daarover altijd verschillende meningen bestaan. Mensen kunnen in gewetensnood komen en daarom houden we een zekere ruimte.”
Kunt u zich voorstellen dat raadsleden zich op grond van hun ambtseed, waarin ze trouw hebben gezworen aan de wetten van het land, niet verzetten tegen de bouw van een moskee?
„Jawel, maar het komt dan wel aan op het getuigenis dat zij in een stemverklaring geven. Het is heel verleidelijk om te komen tot een aanpassing aan de politieke cultuur en trends. De SGP moet in verzet blijven tegen alles wat ingaat tegen Gods Woord. De agressie tegen de staat, zoals professor Van Ruler het uitdrukte, moeten we wel houden.
Overigens maakt het wel verschil hoe moslims aan hun gebedsruimte komen. Als ze een bestaande kerk kopen, kan de gemeenteraad daar niets aan doen. Bestemmingsplantechnisch is een gebedsruimte een gebedsruimte. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen religies. Bestuurlijk kunnen en moeten SGP’ers zich daar niet tegen verzetten.
Moeilijker ligt het als er een grondverkoop of bestemmingsplanwijziging aan de orde is. Ik ga ervan uit dat de raadsleden dan hun theocratische gezindheid niet onder stoelen of banken steken.”
Degenen die op grond van hun ambtseed de bouw van een moskee niet willen tegenhouden, zeggen dat de godsdienstvrijheid een zaak is die de landelijke overheid aangaat. Stelt u ten principale deze vrijheid in de Tweede Kamer wel eens ter discussie?
„Ja, maar dat gebeurt niet iedere dag. Tijdens het debat over de multiculturele samenleving, vorig jaar, heb ik dat gedaan en daarover ben ik heel heftig geïnterrumpeerd door andere fracties. Bovendien probeer ik elk jaar in de algemene beschouwingen te laten doorklinken dat niemand het recht heeft de God van de Bijbel ongehoorzaam te zijn. Daarmee wordt een oordeel geveld over alle andere wereldgodsdiensten.
Ik vind dat we de discussie over het al dan niet bouwen van moskeeën in een breed kader moeten plaatsen. De SGP verzet zich tegen de islamisering van de samenleving. Ga maar eens kijken in Amsterdam en Rotterdam. Daar is in enkele decennia heel wat veranderd. We krijgen niet alleen te maken met minaretten en moskeeën, maar ook met ethische zaken als vrouwenbesnijdenis, eerwraak, polygamie en ritueel slachten. Dat past niet in onze cultuur.”
Is de SGP wel consequent in haar verzet tegen de moslims? U bent tegen de bouw van moskeeën, maar tegen de komst van islamitische scholen hebt u zich, zij het node, niet principieel verzet.
„Als het gaat om de vrijheid van onderwijs is een aantal voorwaarden gecreëerd waaraan scholen moeten voldoen om voor bekostiging in aanmerking te komen. Als een reformatorische of een islamitische school aan de criteria voldoet, wordt zo’n school automatisch erkend. Ik heb geen ruimte om daarvan af te wijken. Ik kan niet met twee maten meten.”
Als het gaat om het onderwijs zegt u altijd dat het ideaal een christelijke school voor iedereen is, maar u accepteert de onderwijsvrijheid als werkruimte. Is het niet denkbaar om voor het thema godsdienstvrijheid een vergelijkbare benadering te kiezen?
„Dat doen wij ook. Mijn appèl is dat al het onderwijs bijbels onderwijs is en dat in alle kerken en religieuze ruimten het Evangelie van Jezus Christus wordt verkondigd. Als de overheid als dienares Gods volledige godsdienstvrijheid zou accepteren, dan zou ze het geloof in de God van de Bijbel en in zijn Zoon Jezus Christus gelijkschakelen met andere religies. Dat kan een theocratisch gezind politicus niet accepteren.”
Dan zult u zich ook steviger moeten verzetten tegen islamitische scholen, want daar wordt hetzelfde geleerd als in moskeeën.
„Op een gegeven moment heb je te maken met de realiteit. De wettelijke kaders over het onderwijs zijn nu eenmaal zoals ze zijn.”
Waar liggen de SGP-grenzen voor de beperking van godsdienstvrijheid? Bij het Jodendom?
„Ons land heeft in het verleden altijd de ruimte gegeven aan het Jodendom, mede vanwege de verwachting dat zij nog eenmaal de Messias gaan belijden.”
Welke ruimte moet de Rooms-Katholieke Kerk krijgen in uw visie?
„Deze vraag is niet actueel. Ik erken dat dit punt in het verleden erg lastig lag, gezien de ontstaansgeschiedenis van ons land. Het gaat vandaag de dag om verzet tegen de islamisering van de samenleving. Veel wetenschappers zeggen dat we voor een cultuuroorlog staan. Dát moeten we dieper doordenken.”
Bent u dan voor schuilmoskeeën, zoals er in de zeventiende tot de negentiende eeuw schuilkerken voor rooms-katholieken waren?
„We moeten een zuiver onderscheid maken tussen waar de publieke ruimte ophoudt en het privé-domein begint. De overheid heeft in het privé-domein, mits daar geen excessen voorkomen, geen taak. Wij zijn voor gewetensvrijheid. Het woord schuilmoskee komt, gezien de historische betekenis van schuilkerken, denigrerend en onwerkelijk over. Dat wil ik niet. Ik praat liever over het privé-domein. Voor gewetensvrijheid moet veel ruimte zijn. Wat mensen daarmee doen, is hun verantwoordelijkheid. Dat geldt ook voor moslims. Als mensen in een ruimte met elkaar hun religie willen beleven of zich willen bezinnen, dan heeft de overheid daar niets over te zeggen.”
Nu wil een rooms-katholieke kerk een stuk grond kopen voor een nieuw kerkgebouw. Moet een SGP-raadslid daar voor of tegen stemmen?
„Dat is volgens mij buiten de werkelijkheid. Het speelt helemaal niet.”
Maar als je het vraagstuk van de tolerantie doordenkt, kom je ook op dit punt terecht.
„Als de doop in een rooms-katholieke kerk, gedaan in de naam van een drie-enig God, wordt overgenomen in de protestantse kerken, dan heb ik anno 2004, in een situatie waarin een slinkend deel van de samenleving zich christen noemt, niet de behoefte om daar een punt van te maken. Daarmee wil ik overigens niet hebben gezegd dat ik de roomse mis met daarin de herhaling van het unieke offer van de Heere Jezus Christus en de Mariaverering voor mijn rekening neem.”
Is het wel eerlijk dat de SGP godsdienstvrijheid voor sommigen wil inperken, terwijl de achterban van de partij kerkelijk tot op het bot is verdeeld?
„De verdeeldheid van de christenheid politiek, kerkelijk en maatschappelijk is een grote schande en nood. Dat ontkracht een helder getuigenis in de samenleving. We moeten ons als gezindte echt afvragen of die verdeeldheid onomkeerbaar is. Ik ken de historie en de actualiteit. We zitten midden in een schrijnende scheuring in de vaderlandse kerk. Het is diep beschamend.
Ik heb de negatieve gevolgen ervan nooit zo sterk ervaren als tijdens een debat over de huidige euthanasiewetgeving. Toen vroeg een collega mij: Namens welke christenen spreek je eigenlijk?”
Vindt u dat de SGP het vraagstuk van de tolerantie opnieuw moet doordenken?
„Het is een belangrijk thema, maar een nieuwe doordenking is niet nodig. Onder verantwoordelijkheid van studiesecretaris Mulder is er vorig jaar een congres over het thema tolerantie geweest en wellicht komt er nog een vervolg op. Het congres dat morgen wordt gehouden, heeft er ook alles mee te maken.
Ik ben het eens met Mulder dat we moeten zorgen dat de mensen in onze samenleving een stil en gerust leven kunnen leiden, maar daarmee is niet gezegd dat er geen grenzen zijn. Tolerantie is mij een te werelds begrip, dat kan leiden tot een zekere onverschilligheid over wat de ander denkt en beweegt. Ik wil tolerantie liever bijbels invullen als genadetijd.”
Artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt over het weren van alle afgoderij en valse godsdienst. Moet de overheid dit met de zwaardmacht bereiken of zal dit moeten gebeuren door een bijbels belijnde prediking?
„In de protestantse traditie zijn geen atheïsten of mensen met een afwijkende mening ter dood gebracht. Dat is ook nooit de bedoeling geweest van de opsteller van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, Guido de Brès. In de Bijbel staat dat het niet door kracht of door geweld, maar door Gods Geest zal geschieden. We leven net na Pinksteren. Ik zou willen dat de kerken zo vol van die Geest zijn dat er een reveil komt in ons land.”