Theologenblog: Confronterende armoede
De armoede waarin Bijbelscholen in Indonesië hun werk doen, is confronterend, schrijft Barend Kamphuis.
„Ik ben blij dat we zo arm zijn. God maakt daar goed gebruik van. We hebben daardoor veel contact met de gewone Indonesiërs.” Een van de medewerkers van Setia reageert op mijn opmerking over de pijnlijke kloof tussen rijk en arm.
Setia is een seminarie in Jakarta, met dependances in heel Indonesië. Daar zit een goed doordacht concept achter. In Jakarta is een bachelor- en masteropleiding. De studenten komen uit heel Indonesië en keren na afloop van hun studie terug, naar een van de tientallen bijbelscholen die ook onder Setia vallen. Zo gaf ik les aan een groep van veertig masterstudenten, die allemaal werkzaam zijn in het christelijk onderwijs aan instellingen die verspreid over het land liggen, van Noord-Sumatra tot Papua. In feite bereik je met onderwijs aan veertig mensen dus duizenden.
De campus in Jakarta is het hart van deze grote onderwijsinstelling. Maar dat valt niet af te zien aan het uiterlijk ervan. De campus ligt achteraf op een industrieterrein. Je bereikt de ingang via een weggetje dat niet bestraat is en door krotten wordt omringd. De campus bestaat uit een vervallen verzameling fabrieksgebouwen. Twee afgestudeerden van de Theologische Universiteit Kampen zijn bij onderwijs en organisatie betrokken en delen samen een piepklein kantoortje, dat in Kampen door niemand geaccepteerd zou worden, zelfs niet als je er alleen zou mogen zitten. Het kantoor van de rector, dr. Mattheus Mangentang, ziet er wat beter uit, maar wordt dan ook overal voor gebruikt: vergadergelegenheid, docentenkamer, kantine, bibliotheek. Setia heeft deze armzalige omstandigheden niet gekozen, maar het is er na een reeks problemen in terechtgekomen.
Tegenstellingen tussen arm en rijk zijn kenmerkend voor Jakarta. Zelf zit ik in een nieuw hotel, dat ook in Nederland zeker drie sterren zou krijgen. Maar ik kijk uit op een hutje van afvalhout en golfplaat, op het platte dak van een bedrijfsgebouw tegenover mij. Een ouder echtpaar slijt daar hun dagen in de brandende hitte. Prachtige grote winkelcentra zijn overal verrezen. Maar achter hun parkeergarages krioelt het van de straatmarktjes, waar het afval hoog ligt opgetast. Zulke tegenstellingen blijken er ook te zijn tussen seminaries. Ik bezoek een ander seminarie dat gezegend is met een mooi, centraal gelegen gebouw, een prachtige bibliotheek en efficiënte werkkamers. Dan maak ik mijn opmerking over de pijnlijke tegenstelling.
Mijn gesprekspartner zit er niet mee: als God hun armoede weet te gebruiken is het toch goed? Mij schiet het woord van Jezus te binnen: „Zalig, bent u, armen!” (Luk. 6:20). Zalig is Setia, niet ondanks zijn armoede maar door zijn armoede. Maar ik realiseer me ook wat Jezus daarop laat volgen: „Maar wee u, rijken, want u hebt uw troost al” (Lukas 6:24). Wat mij betreft slaat dat niet op dat andere seminarie hier, dat de kansen weet te benutten die God geeft. Ik allereerst word geconfronteerd met Gods oordeel over mijn rijkdom. Genoeg om over na te denken, terug in het welvarende Nederland.
Prof. dr. Barend Kamphuis is emeritus-hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schrijft dit blog als lid van de onderzoeksgroep BEST.