Kritiek Turkse oppositieleiders op regering
Leiders van de Turkse oppositie hebben zaterdag op de eerste verjaardag van de mislukte militaire staatsgreep scherpe kritiek geuit op de regering. In plaats van een snelle normalisering na te streven, heeft zij „een permanente noodtoestand geschapen” en de rechtspraak „vernietigd”, zei Kemal Kilicdaroglu van de CHP tijdens een buitengewone zitting van het parlement in Ankara.
Degenen die de coupplegers en hun ondersteuners „op de kwetsbaarste plekken van de staat” plaatsten, moeten rekenschap afleggen, anders kan er nooit sprake zijn van een echte verwerking, zei Kilicdaroglu. Hij doelde op de overheid en de tienduizenden politiemensen, militairen, magistraten, leerkrachten en andere ambtenaren, die na de couppoging ontslagen of geschorst werden vanwege hun vermeende banden met de geestelijke Fethullah Gülen.
De regering stelt de beweging van de in de Verenigde Staten woonachtige Gülen verantwoordelijk voor de couppoging. Voor het in 2013 tot een openlijke breuk kwam, waren president Recep Tayyip Erdogan en Gülen in politiek opzicht dikke vrienden.
De plaatsvervangend leider van de pro-Koerdische HDP, Ahmet Yildirim, beschuldigde de regering van het doorvoeren van een „tweede putsch” met de massaontslagen en het vastzetten van politici van de oppositie, onder wie parlementsleden van zijn partij.
Na de couppoging zijn krachtens de noodtoestand ongeveer 150.000 overheidsmedewerkers ontslagen of geschorst. Meer dan 50.000 verdachten zitten vast. Vrijdagavond nog werden meer dan 7000 bij naam genoemde ambtenaren op non-actief gezet. Kritiek op de mensenrechtensituatie in zijn land wees president Erdogan resoluut van de hand.
Tijdens de couppoging vielen volgens officiële cijfers minstens 249 doden. Volgens Erdogan werden ook 35 coupplegers gedood.