Column (Wim van Egdom): Vogelnest onder de rookstoel
Ik had het geluid al meer gehoord. Maar nu was het geritsel wel erg sterk. Ik zat, na een vakantie, rustig een sigaar te roken op een grote stoel op m’n kleine stadsbalkon toen ik meende te horen dat er iets onder de lage stoel zat. Dus schoof ik het gevaarte voorzichtig iets aan de kant. En daar lag inderdaad wat: een vogelnest. Kunstig gefabriceerd van takjes en plastic roerstokjes die de moedervogel ongetwijfeld ergens had gestolen bij een kantoor of bedrijf in het centrum van de stad. Midden in het nest lagen, op wat veren, twee eieren.
Ik zou liegen als ik zei dat ik een groot natuurliefhebber ben. Maar zelfs ik was behoorlijk onder de indruk van dit ”kunstig nest”.
Maar goed, dit kon natuurlijk helemáál niet. Geen nest op m’n kleine balkon met straks uitvliegende en invliegende vogels. Ik hoefde er eigenlijk niet eens over na te denken en was al onderweg naar binnen om de vuilnisbak en stoffer en blik te halen. Snel opruimen, klaar.
Voor ik kon opruimen, moest de stoel nog iets verder aan de kant geschoven worden. En daar verscheen in m’n blikveld de moeder. Ze had zich net buiten het nest onder de stoel verstopt, maar door m’n geplande schoonmaakactie was ze ontmaskerd. Ik heb weinig verstand van vogels, maar dit moest een duif zijn, dat zag ik zelfs. Ik had de stoffer al in de aanslag toen ik het trillende dier nog eens aankeek. Of, beter gezegd: ze keek mij aan. Twee oogjes waarin alles wat ze me niet zeggen kon in hoofdletters geschreven stond: angst, boosheid, gelatenheid.
Ik liet de stoffer zakken, wierp nog een blik op vogel, nest en eieren en schoof de stoel voorzichtig weer terug. Ik kón het niet. Durfde niet met een paar ferme schoonmaakhalen dit levenswerk kapot te maken.
Toen ik wat later een gebroken ei op m’n balkon zag, heb ik de stoel weer iets verschoven en zag ik twee kleine pluizenbolletjes in het nest. Ze zijn geboren.
Moederduif doet veel boodschappen voor haar nakroost en stilzwijgend hebben we afgesproken dat ze keurig op de dakrand van een gebouw aan de andere kant van de straat blijft wachten als ik een sigaar zit te roken in de stoel boven haar nest. Als ik weg ben, landt ze luid koerend op het balkon en glipt naar haar jongen toe die haar piepend begroeten.
Ik wil niet denken aan de smeerboel die zich onder m’n stoel ophoopt. Nog een paar weekjes, denk ik, en dan kan de stoffer alsnog gebruikt worden. Zonder dat ik me een dierenbeul voel.