Hulp op maat voor brandstichters
Hoe breng je gestoorde brandstichters van hun voorliefde voor vuur af? GGZ Drenthe ontwikkelt een behandeling voor mensen die uit frustratie naar de aansteker grijpen.
Een man die een brandende krant door de brievenbus van zijn ex-vrouw propt. Een werknemer die het bedrijf van zijn baas in de brand steekt. Een verwarde persoon die zijn aansteker bij een berg afval houdt. Brandstichters zijn er in soorten en maten.
Hoe kun je brandstichters het best van hun ziekelijke neigingen afhelpen? De vraag intrigeert mr. dr. Lydia Dalhuisen (30), universitair docent forensische psychiatrie en psychologie aan de Universiteit Utrecht, al sinds jaar en dag. Vorig jaar promoveerde ze op de thematiek.
Het zint Dalhuisen niet dat psychisch zieke mensen die veroordeeld zijn voor brandstichting nu vaak nog eenzelfde behandeling krijgen als bijvoorbeeld zedendelinquenten en agressievelingen. Daarom start ze via de Forensische Psychiatrische Kliniek (GGZ Drenthe) binnenkort werkendeweg een specifiek op brandstichters gerichte behandeling. Het is de bedoeling dat er begin 2019 een op wetenschappelijke basis gegrond behandelplan ligt.
Ongelukkig
De behandelaars en onderzoekers richten zich de komende tijd op drie soorten brandstichters die in alle gevallen kampen met een stoornis. Buiten beeld blijven bijvoorbeeld jongelui die uit balorigheid een container in brand steken of criminelen die verzekeringsfraude plegen of sporen willen wissen. Een brandstichter is vrijwel altijd man.
Het eerste type gestoorde brandstichters betreft mannen die vuur stichten om zo „negatieve emoties” af te reageren, legt Dalhuisen uit. „Ze zijn ongelukkig en ontevreden. Ze kunnen kampen met gevoelens van angst en afwijzing. Als ze ergens brand stichten, is hun actie niet gericht tegen een specifieke persoon.”
Bij de tweede groep gaat het om mannen die brand stichten uit „woede”, betoogt Dalhuisen. „Deze brandstichters zijn boos. Hun handelen kan zich richten op bijvoorbeeld een ex-partner of een voormalige baas. Ook steken deze mensen soms zichzelf in de brand. Of iemand veroorzaakt brand op zijn cel, omdat hij het oneens is met het regime in de gevangenis.”
De derde groep bestaat uit daders die brand stichten met een specifiek doel. Vaak vanuit een roep om hulp. „Deze mensen leven bijvoorbeeld op straat, zien het niet meer zitten en stichten brand vlak bij een politiebureau. Om zo opgepakt te worden en een dak boven hun hoofd te hebben.” Deze derde groep telt ook mensen die uit wraak de boel in brand steken. „Denk aan iemand die in verband met een conflict een familielid, kennis of werkgever iets betaald wil zetten.”
Wraak
Behandelaars zullen „de meeste motivatie en minste tegenwerking” kunnen verwachten in de eerste groep brandstichters, zij die vuur maken uit onvrede, verwacht Dalhuisen. „Deze mensen lijden onder hun gedrag. Ze voelen zich ongelukkig en willen hun leven veranderen.” Veel lastiger zal het zijn de wraakzuchtigen op het goede pad te krijgen. „Je kunt je afvragen in hoeverre zij eronder lijden dat ze brand stichten uit wraak.”
Hoewel Dalhuisen benadrukt dat de behandeling van gestoorde brandstichters nog in de kinderschoenen staat, heeft ze wel ideeën over een zinnige aanpak. „Vaak is het goed om brandstichters een socialevaardigheids- en assertiviteitstraining aan te bieden. Nogal wat brandstichters hebben niet de vaardigheden om op een goede manier met negatieve emoties om te gaan. Ga daarover met hen in gesprek. Waarom kies je ervoor om uit frustratie brand te stichten? Waarom ga je bijvoorbeeld niet hardlopen?”
Lucifer
Verder kan gedragstherapie vruchten afwerpen. „Een oude therapie was om brandstichters tijdens een behandeling telkens een lucifer te laten aansteken. Zo kun je iemands interesse voor vuur als het ware laten uitdoven. Zo’n therapie wordt niet meer toegepast, maar het is wel van belang om cliënten erop te wijzen dat vuur op veel plekken beschikbaar is. Cliënten doen er goed aan om op die plaatsen alert te zijn. Denk aan het benzinestation, waar je aanstekers kunt kopen, of aan de barbecue of de vuurkorf. Het mooiste zou zijn als mensen op een verstandige manier met vuur om leren gaan.”
Soelaas biedt waarschijnlijk ook een aanpak waarbij brandstichters erop gewezen wordt hoe levensgevaarlijk brandstichting is. „Nuttig kan zijn dat iemand van de brandweer praat met brandstichters. Vuur is een machtig wapen. Wijs daders erop dat vuur niet te beheersen is, dat vuur zich razendsnel kan verspreiden en grote schade kan veroorzaken. Confronteer brandstichters met keiharde feiten. Zo is het levensgevaarlijk om bij iemand een brandende krant in de brievenbus te stoppen. Zo’n actie kan al binnen een paar minuten leiden tot de dood van bewoners van dat huis.”
„Brandstichter hoeft niet slim te zijn”
Waarom reageren mannen hun frustratie af door middel van vuur? „Voor brandstichting hoef je niet sterk of slim te zijn. Als je je buurman op z’n gezicht wil slaan, is daar durf voor nodig”, reageert mr. dr. Lydia Dalhuisen. „Met minimale inspanning kan een brandstichter maximaal effect bereiken.”
Brandstichters zijn niet „de meeste geslaagde” burgers, stelt Dalhuisen vast, die voor haar promotieonderzoek zo’n 700 justitiedossiers van brandstichters analyseerde. „Oneerbiedig gezegd zou je ze minkukels kunnen noemen.” Dat een brandstichter vrijwel altijd een man is, kan ermee te maken hebben dat de dader vuur associeert met mannelijkheid, analyseert Dalhuisen met de nodige slagen om de arm. „Vuur associëren we vaak met kracht. Zeker in oude beschavingen was vuur van levensbelang. Het kon je dood betekenen als je geen vuur kon maken om warmte te krijgen.”
Van de 14.000 binnenbranden jaarlijks in Nederland is er in ongeveer 20 procent sprake van brandstichting. Van de 28.500 buitenbranden per jaar wordt 85 procent aangestoken.
Anders dan je misschien zou denken lopen er niet bijster veel pyromanen rond, dus ziekelijke figuren die puur vuur maken omdat ze door vlammen in vervoering raken. „Van de 700 dossiers die ik bestudeerde, stelden onderzoekers slechts in vier gevallen de diagnose pyromanie. Het gros van de brandstichters komt tot zijn daden uit frustratie, woede of wraak.”