Column (Wim van Egdom): Fiets en opvoeding
Het was een uitgelezen kans. Vond ik. Een fietsenwinkel hield totale uitverkoop wegens verhuizing. Kortingen tot wel 70 procent, zo stond te lezen op schreeuwerige posters op de ruiten. En ja: ook de prijs van de e-bikes was flink naar beneden bijgesteld.
Nu zin ik al geruime tijd op zo’n fiets met een accuutje. Zeker nu dat vervoermiddel al lang niet meer alleen door senioren wordt gekocht. Ik heb me laten vertellen dat zo’n stalen ros mét batterij zelfs best hip is.
Het was druk in de winkel. Heel druk. En de prijzen op de kaartjes van de e-bikes deden m’n mond openvallen van verbazing. Allemaal ver boven de 1000 euro. Sommige modellen moesten zelfs 2000 euro of meer kosten.
„Hier gaat de korting nog af?” vroeg ik een zenuwachtige bediende die de drukte amper aankon.
„Nee, die is er al af.” De man keek me boos aan. „Is de korting dan nooit genoeg?”
Ik liep snel door, me schamend voor m’n gebrek aan prijzenkennis. Want andere mensen vonden het blijkbaar allemaal uiterst betaalbaar. Er werd druk gehandeld en hele vakken van de winkel waren inmiddels leeg.
Ergens in een hoek stond een model dat net geen 1000 euro kostte. Prachtig, die drie cijfers op het prijskaartje. Liefdevol streelde ik het frame. De accu was keurig weggewerkt, je zag er amper wat van. En aan het stuur zat een schermpje waarop je alles af kon lezen wat je weten wilde. Vooral dat schermpje deed me sterke gevoelens ontwikkelen voor dit vervoermiddel.
En toen was daar ineens m’n opvoeding. Ik voelde dat m’n vader achter me stond. Hij schudde z’n hoofd. Nee, natuurlijk stond hij daar niet echt. Maar toch was hij zo aanwezig in de winkel dat ik bijna om wilde kijken.
Hij zei niets. Maar ik hoorde hem denken. Wat hij dacht? Dat ik in m’n schuur al jaren een prima fiets heb staan. Eentje met twee platte banden omdat ik er nooit op rij. En dat ik dat op deze fiets óók niet ga doen. Omdat ik iedere keer weer een smoes verzin om niet met de tweewieler naar m’n werk te gaan, maar comfortabel met de auto.
Even overwoog ik om de discussie aan te gaan. En in te brengen dat dit dé kans was. Zó veel korting.
Maar nee, dat had geen zin. Korting is geen enkel argument om iets te kopen wat je eigenlijk niet nodig hebt, zo is me geleerd.
Ik sloop snel weg uit de winkel. M’n vader won.