Kritiek op de dominee
In de kerk gaan dingen anders dan in het zakenleven of op publiek terrein. Dat zijn we gewend. Maar soms kun je daar stevige vraagtekens bij zetten. Neem deze situatie. Huisbezoek. Het gemeentelid vindt dat de predikant te moeilijk, te eenzijdig, te lang, te evangelisch of te dor preekt.
De ouderling gaat overeind zitten. Hij wil niet wegduiken. Luistert, vraagt door en reageert. Er worden argumenten gewisseld en de ouderling zegt dat hij het zal bespreken. Niets mis mee, zou je zeggen. Zo doen we dat in de kerk. Of het nu gaat om kritiek op de dominee, op de koster of op de organist. Als een kerkenraadslid kritiek hoort, gaat hij er consciëntieus op in. Het klinkt vanzelfsprekend, maar logisch is dat niet.
Stel eens voor dat het niet om de kerk ging. Een medewerker bespreekt met de afdelingsmanager op welke punten hij moeite heeft met de bedrijfsleider. Een moeder gaat een gesprek aan met de leerkracht over de fouten en gebreken van de schoolleider. Een burger komt bij de wethouder klagen over de burgemeester. Een ervaren manager, wethouder of leerkracht zal nooit hetzelfde doen als de ouderling.
Of stel je voor dat een leerling thuiskomt met kritiek op de docent. Hij is onrechtvaardig en zij heeft straf gekregen. Alleen onverstandige ouders nemen de boodschap van hun kind over en pakken de telefoon.
In de literatuur noemen we dit de perverse triade. Hoe gaat dat? Iemand heeft twee gezagsdragers. In het laatste voorbeeld heeft de leerling te maken met de docent en de ouder als gezagsdrager. Als er nu problemen ontstaan met de ene gezagsdrager (de docent) schakelt hij de andere in om het voor hem op te lossen (de ouder). Het slot van het liedje is dat de twee gezagsdragers ruzie krijgen en degene bij wie het begon (de leerling) achterover leunt en toekijkt.
Evenmin als een afdelingsmanager of wethouder moet de ouderling in de valkuil stappen door inhoudelijk te reageren op kritiek op de predikant, de organist of de koster. Als gemeenteleden met de dominee of organist in gesprek willen, moeten ze dat zelf doen.
De roeping van de ouderling ligt elders. Hij kan dit pastorale bezoek gebruiken om de leden van zijn gemeente te onderwijzen hoe ze geestelijk kunnen omgaan met deze situatie. Uiteraard moet dat onderwijs in liefde plaatshebben en met erkenning van de lijdensdruk. Want het valt niet mee om zondag aan zondag naar de kerk te gaan en je te ergeren.
Kloekheid
Als God een broeder of zuster in Zijn voorzienigheid in deze beproeving heeft gebracht, wat zou hij hem of haar dan willen leren? De ouderling kan er Bijbelgedeelten bij betrekken. Er kan geluisterd worden naar 2 Korinthe 4: „Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons.” Wat kunnen we van deze tekst leren in een situatie waarin geen uitnemendheid te vinden is in de predikant? De mensen in Berea kunnen als voorbeeld genoemd worden. Ze ontvingen het Woord met alle toegenegenheid en onderzochten dagelijks de Schriften.
Er kan stilgestaan worden bij de Bergrede, bij de splinter en de balk. Wat leren we uit Romeinen 12, waar staat dat er geen discussies moeten plaatsvinden, maar dat gemeenteleden elkaar moeten verdragen? Immers, wie bent u die de knecht van een ander oordeelt? Draag liever elkaars lasten (Galaten 6).
Dat is allemaal niet zo gemakkelijk. Voor beide partijen niet. Er wordt niet voor niets bij de bevestiging van ambtsdragers gebeden om de gave der wijsheid en kloekheid. Een mooi woord: kloekheid. Het betekent: flinkheid, geestelijke kracht. Diezelfde kloekheid heeft de ouderling ook nodig om zijn predikant in getrouwheid, liefde en zachtmoedigheid feedback te geven. En de predikant of organist heeft dezelfde kloekheid, geestelijke kracht, nodig om zich kwetsbaar op te stellen. Dat helpt gemeenteleden om met vragen, irritaties of aarzelingen bij het goede adres aan te kloppen.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl