Hoe beleefde een middeleeuwer de tijd? Uiteraard aan de hand van de kerkelijke feesten: van advent tot Pasen, en van Pasen tot advent. Maar net zo goed speelden de wisseling van de seizoenen en een volksfeest in mei een grote rol in hun beleving van de gang van het jaar.
Wat heeft Goede Vrijdag gemeen met liedjes over de bloeiende natuur en versjes over het amoureuze meifeest? Voor iemand die in de 15e eeuw leefde alles: het gaat bij alle drie om dezelfde periode van het jaar. En dat is terug te zien in verzamelingen met devote liederen uit de 15e en 16e eeuw, ontdekte de Utrechtse onderzoekster Cécile de Morrée.
Vrijdagmorgen promoveerde ze aan de Universiteit Utrecht op de studie ”Voor de tijd van het jaar”. Daarin beschrijft ze haar zoektocht naar Middelnederlandse liedverzamelingen in de periode 1470 tot 1588.
De belangrijkste bron in haar onderzoek vormt een handschrift (aangeduid als ”Berlijn mgo 185”) dat wordt bewaard in de Berlijnse Staatsbibliothek. Het manuscript ontstond in Zwolle in het Sint-Ceciliaconvent of Kinderhuis, een gemeenschap van de zusters van het gemene leven, nauw verbonden met de Moderne Devotie. De verzameling bevat bijna honderd liederen in het Middelnederlands.
De Morrée vergeleek het manuscript uit Zwolle met vier andere liedverzamelingen uit die tijd en kwam tot de conclusie dat het te simpel is om te denken dat het kerkelijk jaar de indeling van het liedboek bepaalde. Dwars door de religieuze tijdsindeling loopt de kosmische (de wisseling van de seizoenen) en de sociale (zoals carnavalsfestiviteiten).
Meiboom
Als je dat eenmaal hebt ontdekt en door die bril naar meer verzamelingen met devote liederen gaat kijken, zie je nieuwe dingen, zegt de onderzoekster. „Soms wordt een onderdeel als ”zomerstuk” aangeduid. Dat werd in het onderzoek altijd in verband gebracht met het kerkelijk jaar. Boeken met teksten voor de liturgie bestonden uit een winterstuk (advent tot Pasen) en een zomerstuk (Pasen tot advent). Maar ”Berlijn mgo 185” wijkt af. Er is sprake van een zomerstuk en een kerstdeel. Dat riep de vraag op of ”zomerstuk” ook niet iets anders kan betekenen.”
Doordat De Morrée met een nieuwe bril naar de manuscripten ging kijken, legde ze ook nieuwe verbanden. „In sommige liederen wordt bijvoorbeeld de kruisiging van Christus verbonden met de meimaand. Maar Goede Vrijdag valt nooit in mei. Hoe verklaar je dat dan? Als je weet dat ”mei” in het Middelnederlands ook breder kan worden gebruikt als aanduiding van de lente, snap je ineens dat die gebeurtenissen voor de middeleeuwer allemaal in dezelfde periode vielen. Daarom kom je bijvoorbeeld beschrijvingen tegen van Jezus als nachtegaal. Zo wordt er verteld dat er een nachtegaal aan het kruis hing, die met wijd gespreide vleugels de zeven kruiswoorden zong. Ook wordt de gebruiker soms aangemoedigd het meifeest onder aan het kruis te vieren. Een andere keer heet het kruis de ”meiboom”.”
Inhoudelijk loopt het eveneens door elkaar. Nieuw leven in de natuur is in de liederen bijvoorbeeld vaak een metafoor van het nieuwe leven waar Pasen van spreekt. „De grenzen tussen het religieuze en het profane zijn in de middeleeuwen minder scherp dan tot nu toe werd aangenomen”, aldus De Morrée. „Ook dus bij vrouwelijke religieuzen in Zwolle die de gelofte van kuisheid hadden afgelegd. Sociale, kosmische en religieuze hoogtepunten: ze maakten deel uit van dezelfde middeleeuwse feestcultuur, waarbij altijd graag gezongen werd. Dat zie je terug in de liedverzamelingen die ik heb onderzocht.”