Stad in oorlog. Amsterdam 1940-1945 in foto’s
Als in trance staren de Amsterdammers omhoog, naar al die vliegtuigen van de Luftwaffe die overkomen (foto 1). Het is 10 mei 1940; Nederland is opeens in oorlog.
Wat de hoofdstad in vijf oorlogsjaren doormaakt, kan in woorden worden verteld. Als er al woorden voor zijn. Veel krachtiger nog kan het in beelden. Vijf jaar onderdrukking voor de lens.
Hun boek is de eerste visuele geschiedenis van Amsterdam tijdens de Duitse bezetting, zeggen de samenstellers van ”Stad in oorlog”. Zij kunnen het weten – drs. René Kok en dr. Erik Somers werken al tientallen jaren bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en produceerden al meer (foto)boeken, samen of alleen.
De beelden halen de ”Stad in oorlog” dichtbij: vervolging, verzet, het dagelijks leven, de Hongerwinter, de Bevrijding.
Voor het album
Heulen met de bezetter, dat gebeurt ook. Voorbijgangers wenden hun hoofd af –met net zo veel vrijmoedigheid als ze op dat moment bij elkaar weten te rapen– als ze de colporteurs van het NSB-blad Volk en Vaderland passeren (foto 2). Die staan hier ook wel erg op een kluit, met een agent pal achter hen; hoe veilig voelen de dienaren van de vijand zich eigenlijk?
De oorlog grijpt diep in, zo letterlijk als dat maar zijn kan. Na Britse luchtaanvallen zijn er burgerslachtoffers in Lekstraat en Vechtstraat (foto 3). Het is 8 oktober 1940; de oorlog is nog vers. De plaat is trouwens gemaakt door een Luftwaffe-militair. Voor zijn eigen album. Kijk, daar staan de Nederlanders, en ze kijken naar de oorlog die hun overkwam.
Bezet Nederland houdt zich onder meer op de been met het bespotten van de overweldiger (foto 4). Liedjes zingen –als de Duitsers het niet horen–, spotprenten ophangen –als de NSB’ers het niet zien–, grapjes doorvertellen – als de vijand niet meeluistert. Bij de afbeelding van dit urinoir hebben de samenstellers van het boek geen lange uitleg nodig. Twee woorden slechts: „Amsterdamse humor.”
Baby Ruth
Soms is er niets meer te lachen. Helemaal niets. Baby Marijke had bij moeder op schoot moeten liggen. Maar moeder is weg, en vader ook, en ze blijven weg, want uit Sobibor komt bijna niemand terug. Marijke ligt –zomer 1943– bij verzetsvrouw Pauline van Waasdijk op schoot (foto 5), die met een collega vanuit haar schoonheidssalon op pad gaat om kinderen over te nemen van Joodse ouders die ieder moment gedeporteerd kunnen worden. „Ja, we zullen goed voor haar zorgen”, en zo redden ze 91 kinderen. Hoe groot is wanhoop als ouders hun kind aan een vreemde meegeven?
En zo verandert de drie weken oude Ruth Machaelis in Marijke van Waasdijk, zonder er zelf weet van te hebben: de twee vrouwen besluiten dat een van hen het kind zal wettigen en als pasgeboren eigen baby laat inschrijven. Ze gooien een munt op bij de vraag wie van hen de pseudomoeder zal zijn. Dat wordt Pauline.
Na de Bevrijding gaat het kind naar een oom in New York. Pauline trouwt, krijgt twee kinderen en ziet ‘dochter’ Marijke nooit meer terug.
Hongertocht
Het wordt al erger. Bezet Nederland graaft naar brokjes brandstof (foto 6) en gaat op voedseltocht. Gegoede Amsterdammers in het stadsdeel Zuid spitten ook in de afvalberg, ook al zijn ze daar niet echt op gekleed. Ze móéten wel.
Soms mag dat niet. Op het spoorwegemplacement in het Oostelijk Havengebied, bijvoorbeeld, waar tijdens het lossen van goederentreinen kostbare kolen op de grond vallen. Keesje Brijde uit de Javastraat wordt er dodelijk getroffen door een Duitse kogel, al is hij nog maar 13 jaar. Want kolen rapen mag daar immers niet.
Tijdens een hongertocht blijft er ook weinig te lachen over (foto 7). Even uitrusten op de Haarlemmerweg. Het is er koud en nat en je bent halfziek en moe en het is nog ver en je moet maar afwachten of je buit dicht bij huis niet wordt ingepikt door Duitsers. Of door landwachters; die zijn nog erger.
Doe open de poort
Eindelijk komt dan toch het einde van die vreselijke oorlog en Mien Harmsen omhelst op 6 mei 1945 haar vader, die zojuist is vrijgelaten uit het huis van bewaring aan de Weteringschans (foto 8). Een dag eerder al stonden tal van mensen op het vrijkomen van familieleden te wachten, en ze zongen: „In naam van Oranje, doe open de poort.” En hij ging open.
Maar nóg is de oorlog niet voorbij. In blinde paniek vlucht de menigte op de Dam uiteen als Duitsers het vuur openen vanuit de Groote Club, hoek Kalverstraat (foto 9). Twee dagen na de Bevrijding vinden 31 Amsterdammers alsnog de dood, op de plaats waar zojuist nog de vrolijke muziek van draaiorgel Het Snotneusje klonk. Het muziekgeval wordt nu gebruikt om erachter te schuilen.
Meer dan een uur duurt de schotenwisseling tussen het verzet en de nog niet ontwapende vijand. Commandant Overhoff van de Binnenlandse Strijdkrachten snelt naar de Ortskommandantur en haalt Hauptmann Bergmann op. Samen weten de mannen een einde aan de vuurgevechten te maken. De kogelregen veroorzaakt niet alleen 31 doden; hij verwondt ook 120 mensen op het plein. De exacte aanleiding is nooit vastgesteld. De trieste gevolgen wel.
Voor sommigen gaat de oorlog nooit voorbij. Ernestine van Witsen-Weinberg heeft concentratiekamp Bergen-Belsen overleefd en komt aan op het Centraal Station (foto 10). Het is eind juni 1945. De Joodse vrouw is acht maanden weduwe, want haar man kwam om in Auschwitz. Zou ze dat al weten?
Zij is een van de 1800 Joden die nog leefden toen de Britten het kamp bevrijdden. Vanwege een uitbraak van vlektyfus moesten ze twee maanden op repatriëring wachten. Honderdzestig van hen beleefden wel de bevrijding, maar overleefden deze epidemie niet. Ernestine wel. En nu is ze terug, mager en alleen, nog geen 37 jaar jong.
Kleur
De oorlog kreeg een zwart-witgezicht. Maar kleurenillustraties zijn er ook, al zijn ze niet dikgezaaid en soms verfletst. Voor het Centraal Station, met op het plein de verkeerstoren en op de achtergrond het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis, staat op 30 april 1941 een zelfgefabriceerde taxi, met 1 pk ervoor (foto 11). Het laat zien hoe inventief mensen moeten zijn als alles krap en beperkt wordt. Brandstof is er niet meer, haver kennelijk nog wel; een beetje.
Daarmee eindigt het boek. Na de Bevrijding krijgt ook het leven weer kleur.
Boekgegevens
“Stad in oorlog. Amsterdam 1940-1945 in foto’s”, René Kok en Erik Somers; uitg. Wbooks, Zwolle, 2017; ISBN 978 94 625 81913; 304 blz.; € 29,95 (tot 17 mei; daarna € 34,95).
Expositie
Een aantal foto’s uit het boek ”Stad in oorlog” is tot 14 mei gratis te bezichtigen tijdens een expositie in de Centrale Hal van het Stadsarchief Amsterdam, Vijzelstraat 32. Gelijktijdig is er in het NIOD-gebouw –eveneens gratis– een tentoonstelling te bezoeken van opnamen uit de collectie van het Duitse fotopersbureau Stapf Bilderdienst, dat tijdens de oorlog in Amsterdam was gevestigd. Het NIOD ontving in 1981 via het Nederlandse consulaat in het Canadese Vancouver 5000 negatieven van dit voormalige persbureau. Een Canadese militair had het materiaal tijdens de roerige bevrijdingsdagen weten mee te nemen. De meeste foto’s zijn gemaakt tussen 1940 en 1942.