Wim Treub, capabele minister met dubieuze moraal
Soms treft men nog een straat die naar hem is genoemd: Mr. Treubstraat. In Amsterdam, waar Wim Treub (1858-1931) wethouder is geweest, werd het Treubplein echter omgedoopt tot Prins Bernhardplein. De biografie ”Enfant terrible” typeert Treub als een man met vele gezichten: politicus, bestuurder, rokkenjager, veelschrijver, geleerde en ondernemer. Hij was een progressief liberaal. Maar zijn privéleven? „Hij trouwde en scheidde driemaal, grossierde in amoureuze relaties en verwekte een onwettig kind. Als minister woonde hij tijdens zijn tweede huwelijk openlijk in een Amsterdams hotel samen met een andere vrouw die zelf ook getrouwd was. Vervolgens had hij een heimelijke relatie met zijn ”nichtje” Alice Fortanier, die 39 jaar jonger was. In 1928 scheidde hij voor de derde keer en kwam er een einde aan zijn amoureuze affaire met Alice. Zijn laatste jaren leefde hij samen met Colette Marie Thérèse baronesse van Boecop-Malye.”
Zie hier een curriculum vitae van mr. Marie Willem Frederik Treub, tijdens de Eerste Wereldoorlog eerst onze minister van Landbouw en vervolgens van Financiën. Zijn zedelijke leven kostte hem in 1916 uiteindelijk de ministeriële kop, al werd dat verhuld achter een politieke kwestie over de ouderdomspensioenen. Maar zijn aftreden veroorzaakte, aldus de biograaf, „een schokgolf” in de samenleving. De Nieuwe Courant schreef over „vernielingswerk.” „Midden in den wereldcrisis had de Kamer een kabinetscrisis veroorzaakt, die de sterkste man meesleepte.” De NRC schreef over „nationale verontrusting” omdat deze capabele minister –architect van de „oorlogseconomie”– had moeten opstappen.
Identiteit
Op zijn zestiende jaar zag Treub zichzelf als een Mozes die zijn volk naar het beloofde land zou leiden. Hij werd een voorman van de liberalen. In het boek komen de verschillende stromingen binnen het 19e-eeuwse liberalisme helder naar voren. Toen de verzuiling een aanvang nam en de Antirevolutionaire Partij (ARP) ontstond, organiseerde een deel van de liberalen zich, onder leiding van Treub, in de Liberale Unie. Ze presenteerden zich als radicaal liberaal, tegenover het gevestigde liberalisme dat geen behoefte had aan verzuiling.
Maar socialist wilde Treub niet zijn. Hij opponeerde scherp tegen de leer van Marx. Zijn memoires, onder de titel ”Oorlogstijd”, kregen echter ook onder socialisten een goede pers, „omdat het de positieve effecten van overheidsingrijpen liet zien.” Als wethouder van Amsterdam had hij al de basis gelegd voor een sociale politiek, waarop latere socialisten hebben voortgeborduurd.
Toen het bergafwaarts ging met de Liberale Unie, richtte Treub de Vrijzinnig Democratische Bond op (1901). In het verkiezingsprogram stonden onder meer algemeen kiesrecht, wettelijke gelijkstelling van man en vrouw, tempering van de klassenstrijd en ontwikkelingsvoorwaarden voor iedereen centraal. Voor deze bond kreeg Treub in 1904, samen met acht anderen, een plaats in de Tweede Kamer, waarmee zijn landelijke politieke carrière begon.
Kuyper
Als Kamerlid werd hij een geharnast tegenstander van het kabinet Kuyper. Over Kuypers ARP zei hij: „Wat gij onder de vaan van het christendom aan het volk biedt, is per slot van rekening reactionaire politiek, waarbij de kleine luyden en de middenstand, die gij zegt op de handen te dragen, van de liefde voor wie gij telkens en telkens getuigt, het loodje leggen.”
Hij was ook gebeten op het kabinet Kuyper, omdat naar zijn oordeel de „eigen school” te veel werd voorgetrokken ten koste van het algemeen belang. „En daarmee wordt de schatkist opengesteld om katholieke en calvinistische sektescholen [sic.] te helpen in het verdringen van de algemene volksschool.” Onder Kuyper was ook de gemeentewet zo gewijzigd, dat vrouwen niet meer bij een gemeente konden werken om in hun levensonderhoud te voorzien.
Dat Kuyper zich toen nog tegen algemeen kiesrecht verzette kan men zich vandaag de dag nauwelijks meer voorstellen. Maar ook Treub keerde zich op dit punt tegen Kuyper. Hij sprak van „een kleine, welgestelde en mannelijke elite”, die de traditionele maatschappelijke verhoudingen in stand hield. Niettemin was Treub zelf van oordeel dat alleen mannelijke troonopvolgers mochten studeren, omdat „de vrouwelijke psyche meer beheerst werd door het gevoelsleven dan door het verstand.”
Wel vormde de sociale wetgeving van de ‘rode’ dominee Talma, de Antirevolutionaire minister in het kabinet Heemskerk (1908-1913), die populair was onder de arbeiders, voor hem „een intellectuele uitdaging.” Maar Talma, hoewel hij een van de grondleggers van het stelsel van sociale zekerheid was, werd door Treub beschouwd als een tragische figuur. Hij was er namelijk niet in geslaagd om „een algemene organisatie van sociale voorzieningen te realiseren.”
In 1917 werd Treub opnieuw minister van Financiën, maar toen was hij bij de vrijzinnige democraten al uit de gratie. Er werd wel een sigaar naar hem genoemd: de beste 4Cts. sigaar. Intussen richtte hij opnieuw een partij op: de Economische Bond. Maar bij de verkiezingen van 1918, voor het eerst met kiesrecht van alle meerderjarige mannen, kreeg de Economische Bond slechts drie zetels. De overige liberalen gingen van 39 naar 15 zetels. De confessionelen kregen de meerderheid: 52 van de 100 zetels, 30 voor de rooms-katholieken. De socialisten kwamen op 22.
Verschuivingen
Ik laat de uitvoerige exposés over Treubs amoureuze leven buiten beschouwing. Wat mij vooral interesseert is de ontwikkeling bij de liberalen en de socialisten eind 19e en begin 20e eeuw en de toenemende invloed van christelijke politiek. De verzuiling had haar intrede gedaan. Daarmee ging het met de politiek-liberale dominantie van de 19e eeuw bergafwaarts. Pas met de naoorlogse VVD begon de liberale invloed weer een beetje toe te nemen. Maar met de secularisatie en de daarmee gepaard gaande deconfessionalisering van het christelijk-politieke landschap, werd de tijd ook meer en meer rijp voor liberaal gedachtegoed bij partijen die liberaal niet hoog in het vaandel hadden staan.
Treub was een sociaalliberaal. Op zijn gedachtegoed is voortgeborduurd in socialistische kring, maar het heeft ook breder om zich heen gegrepen.
De biografie laat zich overigens, onder meer vanwege de brede sociaal-economische verhandelingen, niet lezen als een roman. Het boek heeft wel aspecten van een schelmenroman, want Treub liet ook een spoor van conflicten na.
Boekgegevens
Enfant terrible. Wim Treub (1858-1931), Diederick Slijkerman;
uitg, Prometheus, Amsterdam 2016; ISBN 978 90 351 4104 9; 416 blz.; € 34,95.