Weerwoord: God is geopenbaard in het vlees
Elke Nederlander heeft gemerkt dat het Kerst is geweest. Het feest is diep geworteld in onze cultuur. Maar is de christelijke betekenis van Kerst wel houdbaar? Veel wetenschappers stellen dat christenen pas later, onder invloed van Griekse filosofie zijn gaan spreken over Jezus als Gods Zoon Die mens werd. Jezus van Nazareth is door de eeuwen meer en meer ‘opgehemeld’ (Kuitert). Weten we ons met nog wel raad met Zijn mens-zijn? Zegt Jezus’ godheid niet meer over mensen dan over Jezus Zelf?
JA
In de eerste plaats is het werkelijk onvoorstelbaar dat Jezus van Nazareth werkelijk Gods Zoon zou zijn. Hij was een echte Jood met een Joodse huidskleur en een Joods uiterlijk. In Zijn karakter waren eigenschappen van Maria herkenbaar. Hij kon moe zijn en evenals alle mensen had Hij behoefte aan menselijk contact. Zonder dat contact voelde Hij zich eenzaam. In die zin kunnen we niet menselijk genoeg over Jezus denken.
Vervolgens kost het ons zeker weleens moeite om het echte mens-zijn van Jezus serieus te nemen. Ik herinner me een avond met belijdeniscatechisanten die zich niet konden voorstellen dat Jezus ook ziek kon worden. Het wordt nog lastiger als wij ons afvragen of Jezus een puberteit heeft meegemaakt.
Het is ook nogal eens onwerkelijk voor ons dat Jezus onwetend kon zijn. Lag Hij niet –bij wijze van spreken– met grote ogen van alwetendheid in de kribbe? Misschien heeft Kuitert hier een punt dat wij Jezus eigenlijk zijn gaan zien als een verklede prins, waarbij Hij Zich voordoet als mens, maar in feite God is.
Als gereformeerde gezindte hebben we ook een vrijzinnige trek als we nadenken over Jezus’ mens-zijn vandaag. Bewust of onbewust leeft nogal eens de gedachte dat Jezus bij Zijn hemelvaart Zijn mensheid heeft afgelegd of dat bij Zijn wederkomst zal doen.
In ieder geval zijn we nogal eens nestoriaans gezind. Als Jezus de storm op zee stilt, zien we Zijn godheid, maar als Hij huilt bij het graf van Lazarus zien we Zijn mensheid. Alsof Jezus een optelsom is van twee naturen en alsof Hij kan schakelen tussen Zijn godheid en Zijn mensheid. Is Hij dan werkelijk Gods Zoon en is Hij dan werkelijk mens?
NEE
In heel het optreden van Jezus zien we op een geheimnisvolle wijze dat we met Gods Zoon hebben te maken. Een voorbeeld: op de laatste dag van het Loofhuttenfeest zegt Jezus: „Ik ben het licht der wereld” (Joh. 8:12). Het is treffend dat Jezus Zich het licht noemt. De fijngevoelige luisteraar uit die tijd hoorde daarin een verwijzing naar Psalm 27 waarin David zegt: „God is mijn Licht.”
Het wordt nog duidelijker als we zien dat Jezus in de oorspronkelijke tekst met grote nadruk heeft gezegd: „IK ben.” Er ligt in het Grieks een grote nadruk op ”Ik”. Iemand die vertrouwd was met de boeken van Mozes dacht gelijk aan Gods openbaring bij het brandende braambos. De Heere noemt Zijn Naam vanuit het brandende braambos: „Ik ben Die Ik ben” (Ex. 3:14). Jezus sluit bij deze uitdrukking aan en vereenzelvigt Zich met de spreker in het brandende braambos. Met andere woorden: Jezus zegt van Zichzelf dat Hij de Heere is.
Om iets van een geheel andere orde te noemen: reeds de christenen in de eerste eeuw hebben Jezus aanbeden en Hem zo goddelijke eer gegeven. Al tijdens Zijn omwandeling is Jezus aanbeden. Hij accepteerde dat en liet daarmee op een indirecte wijze blijken dat deze eer Hem ook werkelijk toekomt. De vergoddelijking van Jezus is dus niet iets uit later tijden.
Wat betekent dit getuigenis? Jezus was een leugenaar of Hij was werkelijk Wie Hij zei te zijn. Gezien Zijn edele karakter en Zijn nederige gezindheid is er alle reden om Hem op Zijn woord te geloven. We buigen voor dit getuigenis, ook als we het niet begrijpen, of we verwerpen dit, omdat het voor ons absurd is.
DUS
De mens Jezus van Nazareth is werkelijk de Zoon van God. Hij had geen schijnlichaam en Hij is niet later ‘opgehemeld’ tot Gods Zoon. Hij is evenmin een optelsom van twee naturen waartussen Hij kon switchen, maar Gods Zoon bestaat op de wijze van een mens. Ook vandaag is Hij werkelijk mens Die mee kan lijden in ons lijden. Tot in alle eeuwigheid deelt Hij ons menselijk bestaan, zodat alle zaligen eeuwig met de mens Jezus zullen zijn. Zo is Hij geheel één geworden met ons, opdat wij één zouden zijn met God.
Onderwijl wordt het mysterie voor het geloof steeds dieper. Zoals Paulus schrijft aan zijn geestelijke zoon Timotheüs: „De verborgenheid der godzaligheid is groot; God geopenbaard in het vlees” (1 Tim. 3:16).