„Veel christenen uit Irak en Syrië zullen niet meer terugkeren”
Veel van de gevluchte christenen uit Irak en Syrië zullen niet meer terugkeren naar hun woonplaatsen. Daarvoor doet het huidige klimaat hen te veel denken aan de aanloop naar de Armeense genocide van 1915.
Dat zei prof. Heleen Murre-van den Berg vanmiddag in de oratie waarmee ze een leerstoel aanvaarde aan het jubilerende Instituut voor Oosters Christendom in Nijmegen.
Het aan de Radbouduniversiteit in Nijmegen verbonden instituut bestaat 25 jaar en vierde dat verder onder meer met een lezing door eerste directeur prof. Basilius Groen.
De belangstelling voor het onderzoeksgebied van het instituut is de laatste jaren toegenomen, constateert Murre in een gesprek voorafgaand aan de festiviteiten. Vroeger kwam die in Nederland met name uit rooms-katholieke hoek, maar nu tonen ook protestanten en seculieren interesse.
Protestanten hebben volgens haar meer oecumenisch besef gekregen, „meer oog voor het feit dat ze deel uitmaken van de wereldwijde christenheid. En natuurlijk speelt de politieke situatie in het Midden-Oosten een rol.
De verhalen van oosterse christenen zijn ook voor onze samenleving relevant, stelt u in de tekst van uw oratie. Hoe?
„We zoeken hier net zo goed naar stabiliteit te midden van diversiteit en veranderingen. Als we de dynamiek begrijpen die in het Midden-Oosten speelt tussen minderheden en meerderheden, dan kunnen we daar ons voordeel mee doen.”
U trekt een parallel tussen de Armeense genocide van 1915 en de huidige ontwikkelingen voor christenen in het Midden-Oosten.
„Veel oosterse christenen geven expliciet of impliciet aan dat ze bang zijn voor een herhaling van 1915. Zeker onder nazaten van slachtoffers van 1915 leeft een basale onzekerheid. Die wordt nog eens gevoed door het feit dat het aantal christenen al lange tijd gestaag afneemt, wat een demografische ontwikkeling is.
In sommige delen van Syrië, zoals Damascus, wachten christenen nog af wat er komen gaat, maar in veel andere gebieden is er geen keuze meer. Vluchtelingen die het zich kunnen veroorloven, wachten bovendien niet tot ze terug kunnen keren. Ze proberen verder te reizen, omdat ze terugkeer niet aandurven.
Het kan best dat er over vijf of tien jaar in Irak en Syrië weer her en der christelijke gemeenschappen functioneren. Maar het zal veel minder zijn.”
Het is een weinig florissant beeld van de toekomst van het christendom in het Midden-Oosten.
„Het is heel zorgelijk. De zwakkeren zullen achterblijven, zoals ouderen en mensen die te weinig middelen hebben om te vertrekken. Het maakt de toekomst van de gemeenschappen erg kwetsbaar.”
Christenen hoopten lange tijd op een veilige positie binnen seculiere staten.
„In de periode tussen de jaren 50 en 70 bekleedden christenen veel goede posities, onder meer door een voorsprong in opleiding. Inmiddels zijn ze daarin echter ingehaald door moslims.
Het grote manco is dat de seculiere staten geen goed antwoord hadden op de omgang met de islam. De islam werd buiten de politiek gehouden, maar dat was uiteindelijk uiteraard onwerkbaar.”
U stelt dat we de situatie van christenen in Syrië en Irak niet moeten vergroten tot een wereldwijde tegenstelling tussen islam en christendom, maar ook niet reduceren tot de effecten van lokale politiek. Wat is de tussenweg?
„Ha! Dat vind ik ook nog altijd lastig. Maar het is me wel duidelijk dat we van die uitersten weg moeten blijven. Het is immers een gegeven dat het soms heel goed gaat tussen islam en christendom.
Het is ook goed om te beseffen dat er groepen zijn die het nog zwaarder hebben dan de christenen. Denk aan de bevolking van bijvoorbeeld Oost-Aleppo. De meesten van hen zijn moslim.”