Kerk & religie

Ds. Michael Lohrer, een onversneden piëtist

Hij verkende de Alblasserwaard, verdiepte zich in de beweging rond ”zwarte Jannetje” en ging naar Sint Philipsland om uit de psalmberijming van Datheen te zingen. Ds. Michael Lohrer: „Ik voel me verbonden met alle piëtistische groepen, waar ook ter wereld.”

11 November 2016 19:39Gewijzigd op 16 November 2020 08:27
Ds. Michael Lohrer. beeld RD
Ds. Michael Lohrer. beeld RD

De Glockengiesserstrasse behoort tot de fraaiste straten van de Duitse Hanzestad Lübeck. Achter een van de gevels gaan de pastorie en het kerkgebouw van de lokale gemeente van het Gnadauer Verband schuil. „Wij spreken niet over kerk, maar over gemeentezaal”, corrigeert ds. Michael Lohrer.

In de vertrekken op de begane grond van de pastorie staan zijn boeken hoog opgetast. Alleen al de collectie psalmboeken en gezangenbundels, in tal van talen en berijmingen, is goed voor vele stapels. Op de salontafel in de bescheiden woonkamer, een verdieping hoger, staan een pot thee en een schaal met gebak gereed. „Tast toe”, nodigt de joviale voorganger. „Je bent hier niet in Nederland, dus je mag eten zolang je trek hebt.”

U bent een onversneden piëtist; voelt u zich een eenling in Duitsland?

„Zeker niet. Het Gnadauer Verband heeft zo’n 250.000 leden. Ze denken niet allemaal gelijk, maar zijn wel allemaal Bijbelgetrouw. Een deel van hen is net als ik piëtistisch gezind.”

Wat is voor u de kern van het piëtisme?

„Hoe kom je tot levend geloof en hoe kun je daar vervolgens uit leven? Het echte piëtisme is niet alleen gericht op het innerlijk en de eigen groep, maar ook missionair van karakter. Die twee moeten met elkaar in evenwicht zijn, anders krijg je ontsporing.”

Met welke piëtisten voelt u zich vooral verbonden?

„In de eerste plaats natuurlijk August Hermann Francke. Die is hier in Lübeck geboren, drie straten verderop. Daarna Spener. Ook voor Von Zinzendorf heb ik waardering, al neigde hij soms naar geestdrijverij. Wat me in hem aanspreken, zijn zijn sterke concentratie op Jezus Christus en zijn zendingsijver.”

Wat hebt u met Luther, de grote man in het naderende Reformatiejaar?

„Hij blijft de vader van de Reformatie, al is wat hij over de Joden heeft gezegd zeer treurig. Daarom vereren we hem niet, net zomin als Calvijn trouwens. We nemen dankbaar aan wat ze ons aan goeds hebben gegeven, maar ook zij hadden hun gebreken. Zelf ben ik in mijn denken overtuigd gereformeerd. De meeste predikanten in deze omgeving zijn luthers. Daarom heb ik veel lezingen over Calvijn gegeven, onder meer voor een predikantenkring van piëtistische voorgangers. Die zijn ook in de lutherse kerk te vinden. Af en toe komt er zelfs een rooms-katholieke pastoor. Ik heb er ook verschillende keren een referaat over de psalmen gehouden, mijn grote liefde.”

Je zou het bijna een tic kunnen noemen.

„Het begon met algemene belangstelling voor christelijke liederen. Van een Rotterdams echtpaar dat tijdens een vakantie in Werdohl bij me naar de kerk kwam, hoorde ik dat Nederland nog veel gemeenten telt waar enkel psalmen worden gezonden. Dat intrigeerde me. Daarom ben ik met mijn vrouw naar Zeeland afgereisd. Van ds. C. Harinck, destijds predikant van de gereformeerde gemeente te Oostkapelle, heb ik mijn eerste psalmboek gekregen. De jaren erna heb ik me het Nederlands eigen gemaakt.

Van het een kwam het ander. Mensen die ik in Nederland leerde kennen, adviseerden me om te gaan luisteren naar de psalmzang in Staphorst, Barneveld, Spakenburg en niet te vergeten de oud gereformeerde gemeente van Sint Philipsland. Daar zingen ze nog de psalmen van Datheen. Ik heb er een doordeweekse dienst bijgewoond en stond al vroeg voor de deur. In de kerk trof ik alleen de koster en een oude vrouw. De man was stomverbaasd en riep tegen de vrouw: „Moet je nou horen, ik heb hier een Duitser die Datheen kent!” Waarop die vrouw zei: „Dan bent u dominee Lohrer uit Lübeck.” Via een familielid in Rijssen had ze over me gehoord.

In Barneveld stuitte ik op de John Bunyan­stichting, van meneer Van de Braak. Die nam me mee naar een tentoonstelling met beelden van ”De Christenreis”, gemaakt door kunstschilder Albert Wessels uit Rijssen. Die heb ik op de terugreis bezocht. Albert is een zielsvriend van me geworden.”

U ging door heel Duitsland lezingen over de psalmen houden. Waarom?

„Ik ben niet tegen gezangen. Er zijn prachtige liederen, die we ook in onze gemeente zingen, maar de psalmen hebben we van God Zelf ontvangen. Daarin zie je de heiligen van alle eeuwen in het hart, zei Luther. Duizenden jaren geleden werden ze al gezongen. Toch zijn ze ook nu actueel, in alle mogelijke omstandigheden. Zelfs voor mensen die niet geloven, is mijn ervaring. Daarom betreur ik het zeer dat ze in de Duitse kerken zo weinig worden gezongen. Door mijn voordrachten hoop ik dat te veranderen. Het zijn vaak boeiende avonden. In het graafschap Bentheim hield ik een lezing in een Altreformierte Kirche. Daar waren tien mensen uit Genemuiden op afgekomen. Dankzij de Nederlandse gasten hebben we de psalmen met bovenstem gezongen. Heel bijzonder was dat.”

Wat is uw lievelingspsalm?

„Psalm 25. „Zeige, Herr, mir deine Wege, mach mir deinen Pfad bekannt.” Deze psalm laat zien dat we totaal afhankelijk zijn van Gods leiding. Die ervaar ik ook in mijn ambtelijke werk soms op een bijzondere wijze.”

U werd ook een kenner van de kleine kerkhistorie in Nederland.

„Ja, door het blad Oude Paden. Ik heb alle jaargangen, vanaf het eerste nummer. Vooral het gezelschapsleven boeit me. En de thuislezers, zoals de paauweanen. Dat verschijnsel kennen we in Duitsland niet. Na het lezen van het boek ”Zoete banden die mij binden” verkende ik vanuit Alblasserdam de Alblasserwaard. In Veenendaal en omgeving heb ik gezocht naar sporen van de beweging rond ”zwarte Jannetje” Hootsen.”

Vanwege het curieuze daarvan?

„Dat klinkt me te negatief. Het gaat mij erom waar en hoe de Heere werkt. Ik voel me verbonden met alle piëtistische groepen, waar ook ter wereld. Tegelijk heb ik oog voor de ontsporingen die kunnen optreden, zoals beschreven in ”Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink. Daar is een Duitse vertaling van verschenen. Een bezwaar van dit boek is dat veel mensen hier nu denken dat het een beeld geeft van de gereformeerde kerken in Nederland. Karikatuurvorming is een groot kwaad.

Voor het verband van onze gemeenten in Sleeswijk-Holstein organiseer ik kerkhistorische reizen. Dit jaar waren we in Praag en omgeving, op zoek naar sporen van de Boheemse broeders. In Engeland gingen we in de voetsporen van Bunyan, Spurgeon en de puriteinen. In Nederland bezochten we plaatsen die van grote betekenis waren voor de doopsgezinden. Zulke reizen zijn een goed medicijn tegen vooringenomen standpunten.

Deze zomer ben ik samen met mijn vrouw in de streek Allgäu in Beieren geweest, vanwege de Allgäuer opwekking in 1799. Die begon in de Rooms-Katholieke Kerk en breidde zich uit naar protestantse kerken in Beieren. Helaas is er niets meer van te vinden. Dat is een verschil met Nederland. Daar is vaak nog een bloeiend kerkelijk leven in streken waar een opwekking plaatsvond. Dat vind je in Duitsland minder.”

Wat hebben alle interkerkelijke contacten en kerkhistorische reizen met u gedaan?

„Ze maken je bewust van de gemeenschappelijke historische en geestelijke wortels. Toen ik predikant in Gütersloh was, heb ik veel gepreekt in gemeenten van Russisch-Duitse mennonieten en behoudende baptisten. Ik ben geen voorstander van het slechten van alle kerkelijke muren. Je kunt niet in hetzelfde kerkverband de kinderdoop en de geloofsdoop praktiseren, maar uiteindelijk gaat het om het geloof in de Heere Jezus Christus als de van God gegeven Verlosser. Dat verbindt christenen over kerkmuren heen.”

Hoe staat het met uw eigen gemeente?

„We hebben nu honderd leden maar het aantal kerkgangers is groter. Soms zijn er wel 150. Mensen kunnen bij ons pas lid worden als ze een jaar actief hebben meegeleefd. Daarna bepalen we of we hen in de gemeente opnemen, na het afleggen van geloofsbelijdenis. Je kunt bij ons niet uit traditie lid zijn, zoals in een volkskerk.

Meer dan de helft van de kerkgangers is jonger dan dertig jaar. Velen zijn niet in deze gemeente opgegroeid. Vraag me niet waarom ze naar ons toe zijn gekomen. Daar zorgt de Heere voor. Dit jaar had ik een 15-jarig meisje van lesbische ouders op belijdeniscatechisatie. „Wij zijn atheïsten”, zei haar moeder, „maar als ze het wil, mag ze van ons.” Gedurende de catechese is dat meisje echt tot geloof gekomen. Ze heeft belijdenis gedaan en is gedoopt. Voor die dienst had ze ook haar biologische vader uitgenodigd. Na afloop liet hij me huilend weten dat hij het geweldig vond dat zijn dochter in onze gemeente zo’n mooie familie had gevonden. Dat ontroerde me. Een gemeente hoort inderdaad een familie te zijn.

Onlangs ben ik op verzoek van een aantal jonge mensen gestart met een geloofscursus over de grondslagen van de reformatorische leer. Daarnaast organiseert het verband van onze gemeenten elk jaar een Bijbelkamp op het eiland Romo in Denemarken, voor zowel jongeren als volwassenen. Zeker in deze tijd is grondige kennis van de Bijbelse leer heel belangrijk.”

Hoe ziet u de toekomst voor de kerk in Duitsland?

„Het rijk van God gaat nooit onder. De gemeente van Jezus zal er daarom zijn tot de jongste dag. Wel verwacht ik dat veel organisatorische structuren zullen verdwijnen. Dat is niet per definitie een verslechtering. Ik behoor niet tot de christenen die beweren dat vroeger alles beter was. Toen was er heel veel traditionalisme zonder inhoud. De kerken zaten vol, maar hoe veel waren er die God werkelijk kenden?

Onze gemeente had vroeger 200 leden. Oudere mensen herinneren graag aan die tijd. Ze vertellen er niet bij dat er toen veel onderlinge conflicten waren. En dat er seksueel misbruik voorkwam door mensen die met een vroom gezicht elke zondag twee keer in de kerk zaten. Gemeenteleden van nu zijn veel bewuster lid en daardoor ook kritischer. Mij maakt het totaal niet uit als ik word tegengesproken. Dat geeft me de gelegenheid om wat ik zeg, vanuit de Bijbel of de reformatorische belijdenis te onderbouwen.

In een dorp in de omgeving verzorgde ik een Bijbellezing. Onder de bezoekers was een Russisch-Duitse lutherse vrouw. Aan het eind van de avond zei ze: „Ik wil u bedanken dat ik voor het eerst in mijn leven vragen mocht stellen.” In Rusland kreeg ze steevast te horen: „Je moet niet vragen, maar geloven, geloven, geloven!” Daarmee red je het vandaag niet meer. Dat vind ik geen verlies.

Ik ben een volbloed piëtist, maar heb ook veel valse vroomheid en leeg conservatisme gezien. Mijn vader zei meer dan eens tegen me, zelfs toen hij al dement was: „Hoed je voor vrome huichelaars.,” Die hadden hem beschadigd. We hoeven niet terug te verlangen naar volle kerken zonder geestelijk leven, zoals ik er in mijn jeugd veel heb gezien. Ik preek liever voor een zaal met mensen die Jezus werkelijk liefhebben.”

Levensloop ds. Michael Lohrer

Michael Lohrer (1955) groeit op in een randkerkelijk gezin in Ibbenbüren. Op 16-jarige leeftijd komt hij tot geloof door de prediking in een gemeente van het Gnadauer Verband, een behoudende stroming binnen de landelijke Evangelische Kirche. Van 1975 tot 1980 studeert hij theologie aan het seminarie van Unterweissach, bij Stuttgart. Aansluitend dient hij de gemeenten van Werdohl en Gütersloh. Sinds 2005 is hij predikant van een gemeente die deel uitmaakt van het Verband der Gemeinschaften in der Evangelischen Kirche in Schleswig-Holstein. De predikant uit Lübeck is gehuwd met Martha. Het echtpaar heeft geen kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer