Refo’s, ik mis jullie!
Aan de vooravond van het Reformatiejaar doet Lodewijk Dros een oproep aan de refozuil: denk mee over grote vragen.
Het licht ging aan, in de Bondskerk bij mij om de hoek, de filmvertoning was voorbij. De film had de avonddienst gevuld. Ik vond de thema’s –vergeving, plaatsbekledend lijden– er nogal dik bovenop liggen, maar ik ben dan ook theoloog; dat belemmert de blik.
De regisseur vertelde met verbazing in zijn stem dat zijn bepaald christelijke film op het Nederlands Filmfestival (NFF) goed was ontvangen. Ik vermoed dat de mensen van het NFF zo weinig sjoege hadden van de christelijke traditie, dat ze de thematiek niet eens was opgevallen.
Dus verwonderde ik me over de verbazing van de cineast, die nota bene in Amsterdam woont en Filmacademie heeft gedaan. In populair Nederlands: onder welke tegel heb jij gewoond? De cineast was nu ietsje verlichter, maar van steil calvinistischen huize, of zo je wilt van de gereformeerde gezindte, bevindelijken of zwarte kousen. Sinds 1970 vormen deze refo’s een eigen, reformatorische zuil.
Diersoort
Wat vindt de gewone wereld van de refo? Ik legde de vraag voor aan een collega die er naar eigen zeggen nog nooit eentje had gesproken. Hij zei: Het lijkt me een diersoort die vanwege de biodiversiteit voor uitsterven moet worden behoed. Maar er zijn meer redenen om deze verguisde groepering te koesteren. Met vier stellingen (zie kader) nodig ik ze aan de vooravond van de Reformatieherdenking uit om vanuit hun zuil de maatschappelijke debatten te komen verrijken.
„Alles is kapot. Dit is de wil van God, maar door welke zonde hebben we deze straf verdiend?” Dit is een citaat uit een reportage over de aardbeving in Ecuador, in april van dit jaar. Een Ecuadoraan vraagt zich af waarom deze ramp zijn land moest overkomen.
Het citaat doet Bijbelvaste lezers ongetwijfeld denken aan de toren die in Siloam instortte en achttien slachtoffers maakte. „Was dat hun eigen schuld?” (Lukas 13) Die associatie had de commentator van deze krant in 2011 ook, toen een deel van de nieuwe tribune van FC Twente instortte.
De reactie van de buitenwacht was veelzeggend. Ik heb niemand gehoord over de vraag van de ontheemde Ecuadoraan, maar ik weet wel dat de arme RD-commentator de goegemeente over zich heen kreeg. We zijn niet meer gewend dat gebeurtenissen een theologisch vloertje krijgen. Filosofisch gezien is God lot geworden. En mediatechnisch was het RD de pineut. Daar zit iets oneerlijks in, zelfs iets racistisch, want waarom vallen we over een krant uit Apeldoorn heen? Nou, omdat de goegemeente van die onverlichte, donkergetinte Zuid-Amerikanen niets beters verwacht, maar Nederlanders dienen vergrachtengordeld seculier te zijn. De Ecuadoraan is exotisch, de refo achterlijk.
Watersnoodpreek
Het gat tussen de leitkultur en de bevindelijken werd pijnlijk duidelijk toen mijn aangetrouwde oom Frans, begonnen als slager, maar later vooral bekend als ds. Mallan, in 2003 zijn ”Watersnoodpreek” heruitgaf, geactualiseerd en al. De verschrikkingen van 1953, dat waren „nog maar de beginselen van de eeuwige smart die ons te wachten staat, als wij onvoorbereid sterven.” Waarna hij gewaagde van het sterven van mensen die „overgestapt zijn van een tijdelijke ramp naar een eeuwige ramp.”
In zijn actualisering (toepassing) benadrukte oom Frans vijftig jaar na dato nog eens „hoe verschrikkelijk het toch is, dat ons volk na zulke gebeurtenissen hollende achteruit gesneld is op het hellend vlak der zonden.”
Deze taal klinkt, beluisterd door de buitenwacht, naar keus exotisch of achterlijk. En omdat oom Frans geen Ecuadoraan was, maar een Rotterdammer, overheerste in de reacties het achterlijke.
Beleving
„Trek je niets aan van de massa, maar volg je eigen instinct. Wie zijn gevoel volgt, zit altijd op de goede weg.” Het is een frase uit een radiocommercial voor een automerk, de Jeep Renegade – een auto die ”afvallige” heet. Afvallig waarvan vertelt het spotje ons niet.
Ik vind dat de reclameschrijvers een prima beeld van de moderne consument hebben geschetst. We hebben een afkeer van wat de massa doet, halen onze neus niet op voor wat onze onderbuik ons ingeeft –ons instinct– en weten het ware kompas op waarde te schatten: als iets goed voelt dan ís het ook goed. ”Honi soit qui mal y pense.” Het gevoel is op het schild gehesen, en wee je gebeente als je niks voelt. Alles is namelijk beleving. Zelfs de kinderboerderij op mijn geboorte-eiland is omgedoopt tot ”De Bonte Beleving”. En in mijn huidige woonplaats woon je niet, je bent I Amsterdam, deel van de Amsterdam Experience.
De ironie is dat Jeep ons via een massamedium op ons individualisme aanspreekt, om massaal naar de Jeepdealer te rennen. Ik vind dat ongeveer even grappig als de volksmenner in de film ”The Life of Brian”, die zijn gehoor laat scanderen: „We’re all individuals.” Totdat er eentje zijn vinger opsteekt en zegt: „I’m not.”
En hier moest ik meteen aan de refo’s denken. Ik weet hoezeer de term individualisme hun weerzin oproept, maar ik zeg het toch maar: het gereformeerd protestantisme is zowel vrucht als oorzaak van individualisme. Ik sta, als individu, ”coram Deo”, voor het aangezicht Gods. En ik hoop dat de refo’s dat individualisme weer opdiepen; het ligt niet ver weggeborgen.
Eenzaam collectief
Onlangs bezocht ik een rouwdienst in de GerGeminNed, jargon voor de kerk van ds. Mallan alias oom Frans, in hartje refostrook, Alblasserdam. De hele dienst, en niet te vergeten het woord aan het graf, ademde iets wat ik logisch gezien alleen maar kan weergeven als een vierkante cirkel: hier wordt een persoonlijk appel gedaan, maar in een individualisme dat collectief wordt beleefd.
Het is trouwens wel een eenzaam collectief, want de hemel is maar voor een handjevol bekeerden weggelegd. Deze kerken werpen de enkeling op een angstaanjagende manier op zichzelf terug. Ik zei al: dit protestantisme is hyperindividualistisch. Toch is er ook een allesdoordringend besef dat het ik wordt aangesproken binnen een groep, namelijk een gemeente.
En daar mankeert het in onze maatschappij aan. Mijn gedachte in Alblasserdam was: ik mis de refo’s bij het nadenken over het ikkerige individualisme, losgezongen van een gemeenschap. En ik mis ze bij het denken over die term die alles lijkt te besmetten, alsof het weer erin zit: beleving. Juist zij kennen de gelovige variant ervan (bevinding), en juist zij kunnen aan dat onstuitbare verlangen naar beleving een verdieping geven, een draai ook. Dat merkte ik in die rouwdienst: ze hebben een eigen idioom, een toetsingsinstrument ook om te spreken over wat een ziel wedervaart.
Poldertaliban
Jaren geleden doken islamitische oproepen op om homoseksuelen, hoofd naar beneden, van een hoog gebouw af te gooien. Toen ik daar voor Trouw over schreef, viel me vooral op dat die groeperingen de teksten ongeclausuleerd de wereld in slingerden. De inhoud –homoseksualiteit is slecht– was natuurlijk niet zo verbazend. Maar in een cultuur die zichzelf op de borst slaat om haar homovriendelijkheid was de boot aan. Alle sluimerende anti-islamgevoelens borrelden op. Van zoveel achterlijkheid jegens homo’s (en vrouwen, waar ik ook over had geschreven), van zoveel religieuze achterhaaldheid moesten we af.
In het kielzog van dat maatschappelijk sentiment heeft de refozuil een tik meegekregen. De beperkte rol van de vrouw in de SGP, lang getolereerd als zwartekousenfolklore, werd onhoudbaar. De refo’s waren geen ongevaarlijke restanten van de geschiedenis meer, ze werden poldertaliban. Ik denk dat het opgeven van het begrip theocratie door de SGP in 2008 daarmee samenhangt: als je een poldertaliban bent, van het biblebeltkalifaat, dan is theocratie al gauw sharia. Helemaal ‘sharia’ is NGB artikel 36, een passage uit de belijdenisgeschriften die alle andere godsdiensten wenst weg te vagen. De SGP-jongeren haastten zich een jaar later te zeggen dat ze een „christelijke verdraagzame staat” nastreefden, allesbehalve een kalifaat dus. En toen had nog niemand van IS gehoord. Zo is het beeld van bevindelijken gekleurd geraakt door de confrontatie van het Westen met islamisten. Tegen de „oprukkende islam”, waar deze krant ook zo voor waarschuwt, definieert Nederland zichzelf juist door te strijden voor vrouwen- en homorechten. Op die terreinen zijn de refo’s onbedoeld in het verkeerde kamp beland. Maar dat nadeel kan verkeren in een voordeel.
Verantwoordelijkheid
Nadat ik uitgebreid over de homokwestie in enge moskeeën had geschreven, sprak ik geregeld met een fundamentalistische voorman. Pennen weg, geen camera’s. Ja, homo’s verdienden zo’n akelige straf, zei hij. Want het staat in de heilige teksten. Ik vertelde hem dat in de christelijke heilige teksten weinig anders staat. Maar dat je je er wel anders toe kunt verhouden; letterlijk nemen hoeft niet. Dat was een eyeopener. Je mag homoseksualiteit gruwelijk vinden en toch sla je homo’s niet in elkaar.
Bij zulke moslims is het probleem dat ze niet geleerd hebben om hun repertoire van orthodoxie uit te breiden. Ze zijn ook vaak bang dat niet meer wordt geaccepteerd dat ze orthodox zijn. Die twee waarnemingen hangen samen: als er maar één manier is om orthodox te wezen, dan valt er niets te kiezen.
De Nederlandse protestantse traditie heeft wel een breed orthodox repertoire ontwikkeld. Wat zou het mooi zijn als refo’s, in plaats van het eigen electoraat te plezieren met een minarettenmuilkorf, juist daarover eens met moslims aan de praat gaan. Uit een besef van rijkdom van de eigen traditie, en uit verantwoordelijkheid voor het burgerschap van Nederlanders die uit landen komen waar een elegante omgang ontbreekt met, laat ik het maar de moslimvariant van NGB artikel 36 noemen.
Datheen
De kerk die was omgetoverd tot gelegenheidsbioscoop was niet van de strengste snit; ze hadden zelfs een vrouwelijke predikant. Het was trouwens voor het eerst sinds de grondlegging der wereld dat het Nederlands Filmfonds en een kerk samen subsidie verleenden aan een filmproject.
Onder refo’s staat film in een kwade reuk. Dat is een generatieprobleem. Volgens deze krant kijkt twee derde van de jeugd tot 40 jaar tv en gaat een flink deel ook naar de bioscoop. Zelfs de strengste straffen –schermen met afhouding van het avondmaal en postuum een eeuwige ramp– hebben daar niet tegen geholpen.
Enkele jaren geleden schreef een van de behoudendste refovoorlieden, oud-RD-hoofdredacteur Chris Janse: „Is er sprake van een grote afstand tot de dominante cultuur, dan zijn er minder mogelijkheden om daarbij aan te sluiten en is de behoefte daartoe ook minder aanwezig. Al gaat de grote stad in allerlei ontwikkelingen voorop, dat wil nog niet zeggen dat ze ook in de goede richting gaat. En dat laatste gezichtspunt is uiteraard het belangrijkste.”
Dat laatste betekende voor Janse dat er geen alternatief bestaat voor terugtrekken in de zuil, houden wat je hebt. De keerzijde is dat je de buitenwereld die je zo afwijst ook afschrijft. Dat mag. Maar het is vreemd. De refo’s hebben dit land mede vormgegeven. Ons volkslied is waarschijnlijk van Petrus Datheen, wiens psalmberijming nog altijd door refokerken galmt, op hele noten. En SGP’ers zijn in het parlement immer bakens van staatsrechtelijkheid.
Maar hun traditie dreigt van middel tot doel te worden. Toen het RD 40 jaar bestond, schreef refo Bart Jan Spruyt: „Het gaat om een bedding waarin individuele gelovigen de diepte en breedte van de eigen traditie zo kunnen verinnerlijken dat zij voor elkaar en voor de samenleving levende en leesbare brieven van Christus zijn. Voor heel de kerk en heel het volk, niet alleen voor het kleine eigenbelang van de eigen groep.”
Biblebelt-safari
Intussen groeien de refotraditie en de algemene cultuur uit elkaar. Dat merkte ik toen een collega-journalist van katholieken huize een reportage maakte over een bovenstemconcert – een in refokringen geliefde, vrome kunstvorm. Ze werd hartelijk ontvangen door de voorzitter en diens omvangrijke gezin en was diep geroerd door de sfeer, en het aansluitende concert. Het was, zei ze later, „een openbaring.”
Zulke ervaringen gun je meer mensen. Laat refo’s daarom een programma ontwikkelen om gewone Nederlanders te laten proeven van hun manier van leven en denken. Werktitel: biblebelt-safari.
Ze mogen natuurlijk ook gewoon de deuren en ramen dichthouden. Dat is veilig. Maar dan sta ik wel voor die gesloten vensters te roepen: Refo’s, ik mis jullie!
De auteur is chef van het katern Letter&Geest van dagblad Trouw. Dit artikel verschijnt vandaag ook Letter&Geest. Het is een bewerking van een lezing die hij gehouden heeft op een bijeenkomst voor reformatorische opinieleiders.
Stellingen
Stelling 1: Alleen allochtonen mogen nog religieuze taal bezigen; daardoor krijgen refo’s het steeds moeilijker.
Stelling 2: De zorgen over islamisering maken het vrouwen- en homostandpunt van refo’s onverteerbaar.
Stelling 3: De zondagsrustpleidooien zijn voor intern gebruik, daarbuiten kunnen de refo’s bijdragen aan integratie van moslims.
Stelling 4: In emotie- en selfiecultuur is de refostem van belang: individualistisch mét een gemeenschap.