(G)een beroep voor de dominee
In het beroepingswerk liggen ideaal en werkelijkheid soms ver uit elkaar. Heel gemakkelijk sluipt er allerlei menselijks in overwegingen die geestelijk van aard zouden moeten zijn. Predikanten die de naam hebben van weinig aanstekelijke predikers, lijken hiervan de dupe.
Dominee krijgt (g)een beroep
In verschillende kerkverbanden in de gereformeerde gezindte is het beroepingswerk onderwerp van gesprek. Dat is niet zonder reden. Ideaal en werkelijkheid liggen soms ver uit elkaar. Het denken in termen als competenties en profielen lijkt haaks te staan op een benadering waarin het aankomt op het juiste verstaan van Gods stem. Of zijn er wellicht heel andere factoren die een geestelijke gang van zaken in gevaar brengen? Heel gemakkelijk sluipt er allerlei menselijks in overwegingen die geestelijk van aard zouden moeten zijn. Het beroepingswerk zorgt dan niet alleen voor hoofdbrekens in de consistorie maar ook voor tranen in de pastorie.
Ds. G. van Meijeren, predikant voor het beroepingswerk in de Protestantse Kerk.
„We beroepen op een andere manier dan vijftig jaar geleden. De kerk is nooit kerk op zichzelf, zij maakt deel uit van de cultuur. Kerkbreed –en dat geldt ook voor gemeenten die zich tot de Gereformeerde Bond rekenen– is het communicatieve aspect van de dominee steeds belangrijker geworden. Dat punt speelt in het beroepingswerk een rol. In elk dorp en in elke stad zoeken gemeenten naar een predikant die verstaanbaar preekt. Ik denk dat nog steeds wordt gezocht naar een dominee die de gemeente met stichting kan dienen, zoals dat in de kerkorde heet. Als er dus al sprake is van verzakelijking en die is dienstbaar aan de Zaak met een hoofdletter dan hoeft dat niet direct verkeerd te zijn. Hoe het beroepingsproces eruitziet, heeft ook te maken met de toegenomen verscheidenheid in de gemeenten. Kijk je naar gemeenten die zich rekenen tot de Gereformeerde Bond dan zie je dat daar bijvoorbeeld meer liturgische verscheidenheid is gekomen. Gemeente en predikant zullen moeten nagaan waar ze op dit punt voor staan. Het gaat erom dat ze ook echt bij elkaar passen – dat raakt aan het met stichting dienen. Het beroepingswerk vraagt in deze tijd om maatwerk. Een beroepingscommissie kan er daarom voor kiezen een oriënterend gesprek aan te gaan met een predikant om af te tasten of beide partijen op dezelfde golflengte zitten. Je kunt dat kwalificeren als verzakelijking maar er zit een oprechte bedoeling achter. Iemand beroepen is geen spelletje. Als je het een serieuze zaak vindt, vergt dat ook een zorgvuldige voorbereiding. Zoeken naar de weg van de Geest sluit een bepaalde nuchterheid niet uit. Er zijn middelen die je mag gebruiken en die hoeven niets af te doen aan het begrip roeping. Tegelijk is het natuurlijk zo dat je niet alles van tevoren dicht moet timmeren. Kan door de gestelde randvoorwaarden de stem van God nog doorkomen? Gemeenten wachten soms onnodig lang voor ze gaan beroepen. Zowel bij dominees als bij commissies moet het waagstuk van het geloof voluit meedoen. Maar als je mij vraagt of het beroepingswerk zijn geestelijke karakter verliest, zeg ik nee.”
Ds. D. Quant, emeritus predikant en voormalig synodepreses van de Christelijke Gereformeerde Kerken.
„Tot begin jaren negentig brachten veel kerkenraden beroepen uit zonder dat zij vooraf met de betreffende predikant in gesprek gingen. In een deel van de kerken is dat nog steeds zo maar meer en meer zie je dat er oriëntatiegesprekken plaatsvinden. Wederzijds wordt er informatie ingewonnen, bijvoorbeeld over de gezinssamenstelling en de rol van de vrouw in het pastorieleven. Dat kerkenraden het plaatje wat willen inkleuren, vind ik niet verkeerd. Lastiger wordt het als de vraag op tafel komt of de predikant iets voor een beroep zou voelen. Dan denk ik: ho! De kwestie is namelijk of je geroepen wordt en dat kun je pas weten als er een beroep ligt. Mogelijk gaat de deur niet open ondanks dat je interesse hebt. En andersom. De volgende formulering vind ik wél geestelijk: Hebt u objectieve redenen om een beroep niet in overweging te kunnen nemen? Zulke redenen kunnen er immers zijn. Het is redelijk en geestelijk dat een predikant daarmee rekent.
Wat ik constateer is dat gemeenten hoge eisen aan de vormgeving van de prediking stellen. Ze staan in de rij om een beroep uit te brengen op kandidaten en predikanten die op de preekstoel het nodige vuurwerk afsteken maar aarzelen om iemand te beroepen die minder aanstekelijk preekt. Dit gebeurt zowel in traditionele als in vooruitstrevende kerken. Natuurlijk zijn er broeders die op de kansel minder goed uit de verf komen maar dat kunnen heel geestelijke mannen zijn die trouw zijn in het pastoraat en met zegen zouden kunnen werken. Dat ervaar je pas als je de man in huis hebt. Waar is het vertrouwen op de Heere God in dezen? Dit probleem beschouw ik als ernstig en ook pijnlijk voor voorgangers die zelden of nooit een beroep krijgen. We zijn gewend geraakt aan een manier van overbrengen en luisteren waarin presentatietechnieken en beelden een grote rol spelen. Er is een hang naar concretisering. Overigens wil ik niet alles op de gemeente afschuiven. Ik vind dat wij als predikanten onszelf zo veel als mogelijk moeten laten bijscholen, bijvoorbeeld door een cursus spreekvaardigheid te volgen.”
A. Prins, voormalig ambtsdrager in de Hersteld Hervormde Kerk
„Tot begin deze maand was ik diaken in de gemeente van Ridderkerk. Onze gemeente is nu bijna drie jaar vacant en heeft in die periode negen beroepen uitgebracht. Ik herinner me dat de voormalige synodepreses ds. Heemskerk rond de kerkscheuring in 2004 zei dat alle hersteld hervormde predikanten op alle kansels in de Hersteld Hervormde Kerk zouden kunnen voorgaan. Nu is echter zichtbaar en tastbaar dat er door de tijd heen toch weer allerlei bloedgroepen en flanken zijn ontstaan. Dat is ook zichtbaar in het beroepingswerk. Vrijwel elke gemeente hanteert een voorkeurslijstje. Sommige predikanten krijgen veel beroepen, anderen niet. Waarom mag iemand wel op zondag komen preken maar wordt er geen beroep op deze persoon uitgebracht? Ook komt het voor dat er binnen een kerkenraad geen eenstemmigheid is. Het gevaar is dat je als ambtsdragers te subjectief bent. Heb je nou voldoende zicht op de gemeente? Ga je ook in het beroepingswerk in Zijn spoor? En kijk je niet alleen naar wat je zelf belangrijk vindt? Dat is niet gemakkelijk, zeg ik er meteen bij. We gaan al snel voor de behoudende dominee die goed is met jeugd en ouderen. Als er maar iets niet in de haak is, wordt iemand afgeschreven.
Omgekeerd zou ik soms aan predikanten willen vragen: legt u de lat zelf ook niet te hoog en in hoeverre speelt kerkpolitiek mee in het nemen van een beslissing? Is het goed dat een dominee voor 25 opeenvolgende beroepen bedankt, dat hij schijnbaar altijd op safe speelt? Er is weinig verloop en weinig beweging in de Hersteld Hervormde Kerk. Is dit geen teken van ongeestelijkheid?
Dat er meer aandacht is gekomen voor leiderschap in de kerk, beschouw ik als positief. Goed is ook dat er aandacht is voor de persoon van de predikant en voor de vraag of hij in een gemeente past. Kan een predikant met ervaring in een plattelandsgemeente ook een stadsgemeente van 900 leden dienen? Als het maar een roeping is, zeggen wij al snel heel vroom. Maar we hebben ook verstand gekregen om een goede inschatting te maken.”
A. van ’t Zelfde, beheerder van gergeminfo.nl, kerkelijke website van de Gereformeerde Gemeenten.
„Ik spreek op persoonlijke titel, niet als vertegenwoordiger van de Gereformeerde Gemeenten. Als beheerder van onze kerkelijke website wil ik wel iets zeggen over wat ik waarneem in het beroepingswerk. Elke predikant is bevoegd om voor te gaan in alle gemeenten en zou dus ook overal beroepbaar moeten zijn. Dat is echter niet de praktijk. Van de 153 gemeenten beroept ongeveer een derde deel een predikant of kandidaat, een derde deel hééft een predikant en het overige deel kan geen eigen predikant betalen. De vacante gemeenten die beroepen uitbrengen, beroepen vrijwel allemaal in de zomer een kandidaat. In juni waren er enkele gemeenten die daarop een uitzondering vormden. Wat ik ervan begrijp is dat sommigen vanwege hun grootte liever geen kandidaat willen beroepen. Ik kan me dat wel voorstellen. Toch denk ik dat ook de ligging van gemeenten en kandidaten een rol speelt bij deze beslissing.
Gemeenten kijken vooral of een predikant qua Woordverkondiging bij hen past. Iemand die evenwichtig het Woord brengt en ook nog eens de gave van het woord heeft, wordt vaak overal beroepen. Of iemand in staat is de gemeente te leiden of problemen op te lossen, lijkt minder belangrijk. Als een voorganger na drie jaar weer beroepbaar is, storten gemeenten zich soms allemaal op dezelfde persoon. Duidelijk is dat bepaalde predikanten soms wel een tiental beroepen per jaar krijgen terwijl een ander blij mag zijn met één beroep in de twee jaar. Als het goed is, blijft het uitbrengen van beroepen een geestelijke zaak en wordt er in de kerkenraadskamers gebeden bij het opstellen van tweetallen. Stiekem denk ik soms: Als dat inderdaad overal gebeurt, is het toch wel typisch dat bepaalde predikanten altijd in bepaalde gemeenten terechtkomen. Uiteindelijk gaat het om de vraag: wie wil de Heere in onze gemeente hebben?”
„Waarom kijken ze mijn kant niet op?”
Dat hij geen beroepen meer krijgt en veel van zijn collega’s wel, doet zeer, bemerkt ds. Jansen, predikant in een van de reformatorische kerken. De vijftiger staat alweer heel wat jaren in zijn huidige gemeente. Gaandeweg droogde de stroom beroepen op. Omdat ds. Jansen anoniem wil blijven, is zijn naam verzonnen.
In het verleden diende de voorganger verschillende gemeenten. Eenmaal in zijn huidige woonplaats zorgden omstandigheden ervoor dat hij een tijd lang geen beroep in overweging kon nemen. Maar ook na die periode bleef het stil. Beroepingscommissies dienden zich niet meer aan. Alsof de praktische belemmeringen die er eerder waren een rol bleven spelen in het collectieve geheugen. Dat is echter niet de enige reden, vermoedt hij. Kerkenraden hebben zo hun favorieten. „Predikanten van boven de 45 jaar komen minder snel in beeld. Er lijkt een sterke voorkeur voor jonge predikanten en kandidaten te zijn.”
Het maakt de predikant soms ongewild bitter. Hij kent de gang van zaken omdat hij meermalen kerkenraadsvergaderingen in vacante gemeenten bijwoonde. „Wat me opviel was dat kerkenraden het predikantenbestand in hun kerk slecht kennen en afgaan op vage geruchten. En waarom dan de ene predikant wordt afgeserveerd terwijl een ander juist in beeld komt? Daarnaast merk ik dat veel vacante gemeenten dezelfde predikant beroepen. Die is dan blijkbaar in beeld. Als er nieuwe kandidaten zijn, vliegen kerkenraden erop af. Zo snel mogelijk, want stel je voor dat ze achter het net vissen. Ik vind dat zo ongeestelijk. Ja, ik word daar cynisch van. Je beroept toch in de wetenschap dat de Heere een bepaalde broeder naar je toe zendt? Waarom dan zo’n kramp? Ik wil eraan vasthouden dat er ook op een oprechte manier wordt gezocht en natuurlijk, dwars door het kleinmenselijke heen leidt God. Maar het lijkt mij soms al te menselijk. Ik denk weleens dat wij met al ons zakelijk en berekenend denken de Heere behoorlijk voor de voeten lopen. Waarom kijken ze mijn kant niet een keer op?”
Machteloos voelt de predikant zich. Een gevangene van het systeem. „Ik kan niet tegen een kerkenraad zeggen: „Ik wil wel een beroep van jullie hebben.” Dat mag je ook niet zelf organiseren, denk ik. Maar van lieverlee ontstaat er een vicieuze cirkel. Het is nu eenmaal geen pré dat je ergens lang staat en schijnbaar een weinig begeerde dominee bent. Je gaat soms behoorlijk twijfelen aan jezelf. Iedere keer stel ik mijzelf weer de vraag: wat doe ik dan verkeerd? Mensen willen graag een gebekte dominee, één die de gave van het woord heeft. Ik ben niet een vlotte dominee. Ik houd van een stijlvolle eredienst en blijf ver weg bij de ouwe-jongens-krentenbroodsfeer. De glans gaat er steeds meer af. Je hebt sterke en zwakke kanten en hoe langer je ergens staat, hoe meer die laatste in het oog gaan lopen. Het gevaar dreigt ook dat je te veel gaat wennen aan bepaalde zonden in de gemeente. In sommige pastorale contacten kom je geen stap verder. Het is dan niet gemakkelijk gemotiveerd te blijven. Er zijn gemeenteleden die je een beetje wegkijken. Het is waar: nieuwe bezems vegen schoner. Voor zowel gemeente als predikant kan het verfrissend zijn om een nieuwe start te maken. Gelukkig geeft de Heere nieuwe moed om door te gaan en merk ik dat de boodschap die ik breng, bij een aanzienlijk deel van de gemeente nog steeds landt. Blijkbaar wil de Heere God mij toch hier gebruiken. Daarom is mijn gebed dat ik nog tot zegen mag zijn. Maar hier blijven tot mijn 65e? Dat lijkt me echt heel moeilijk. Het zou voor mij en mijn gezin goed zijn als ik opnieuw zou mogen beginnen. Dient deze gelegenheid zich niet aan, dan zal het aankomen op gehoorzaamheid aan mijn Zender.”