Zo’n 15.000 Nederlanders trokken in 1812 met Napoleon ten strijde tegen Rusland
Huiveringwekkend waren de wederwaardigheden van de Nederlandse officieren en soldaten die in 1812 deelnamen aan Napoleons veldtocht in Rusland. Historicus Bart Funnekotter beschrijft ze in ”De hel van 1812”.
Charles de Quaij had er zin in. „Men spreekt veel over oorlog met Rusland, waar wij allen zeer naar verlangen”, schreef hij op 26 februari 1811 aan zijn ouders. Met zo’n 15.000 landgenoten trok hij in de zomer van 1812 eindelijk met de Grande Armée (zie kader ”De Grande Armée”) het tsarenrijk binnen, op jacht naar roem. Maandenlang marcheerde hij echter doelloos voort in de buurt van de Franse keizer.
Nee, dan Cornelis Geisweit van der Netten. Die maakte op 7 september de slag bij Borodino mee. Na het treffen tussen de Franse en Russische legers zag hij een „onbeschrijfelijk toneel van verwoesting en ellende, een door het bloed van zo veel dappere krijgsmakkers doorweekt, door het kruit zwart beschroeid, door de granaten omgewoeld terrein; onbegaanbaar door het ontelbaar aantal lijken van mensen en paarden, bedekt met zieltogenden en hun verscheurde ledematen.”
De Quaij hunkerde ondertussen naar actie. „God geve dat wij eens duchtig in het vuur komen en die zotte rol van reserve eens achter mogen laten.” Pas op 17 november beleefde hij zijn vuurdoop. De Limburger raakte zelfs gewond, hoewel niet ernstig. Hij hoopte vurig dat hem dat het Legioen van Eer zou opleveren.
Napoleons leger was toen al –gedwongen door voedselgebrek en de invallende winter– op de terugtocht. Hendrik Schneider reisde de troepen tegemoet en bereikte die op 26 november. „Welk een verschrikkelijk gezicht deed zich voor mij op”, noteerde hij. „Met over elkaar geslagen armen en diep ingepakte gezichten trokken officieren en soldaten in treurige bezwijming naast elkaar voort, van rook en onreinheid geheel zwart geworden.” Overal zag hij mensen liggen die uitgeput waren neergevallen en ter plekke doodvroren. Ontsteld was Schneider over de barbarij die hij zag: „Het was verschrikkelijk, maar echt waar.”
Wanhopig probeerde het leger eind november uit Rusland te ontsnappen via twee smalle bruggen over de Berezina. Theodorus van den Bergh bevond zich in het gedrang: „Over een onnoemelijk getal paarden ging het heen, honderden van mensen vielen onder de voeten, over alles werd heengedrongen en alles verpletterd om de brug te bereiken. De brug was, toen ik er miraculeus opkwam, zodanig met lijken bezaaid, dat men als het ware tegen een helling op moest.”
De Quaij overleefde alle verschrikkingen: eerst de verzengende hitte, later de kou (tot 37 graden onder nul), aanvallen door Kozakken, kogelregens, uitputting, ziektes, ongedierte en honger. In goede gezondheid verkeerde hij op 20 januari 1813 in het dorpje Driessen, nabij de huidige grens van Duitsland en Polen. Daar, vlak bij de veiligheid, stikte de Limburger in een stuk brood. De toekenning van het Legioen van Eer, waarnaar hij zo had verlangd, bereikte hem te laat.
Ontdaan
De weinigen die de tocht overleefden, keken er volgens Funnekotter „met bijzonder gemengde gevoelens op terug. Ze waren ontdaan over wat ze hadden meegemaakt, maar koesterden ook goede herinneringen aan de kameraadschap die ze hadden ervaren en de bijzondere plaatsen waar ze waren geweest.”
Hij citeert vervolgens Carel Wagevier. „Ik heb pijn en smart, honger en kou, mishandeling en verguizing geleden; ik ben door ziekte aan de oever des doods geweest”, tekende deze in 1820 op. „Maar ik heb tevens de hoogste genoegens des levens gesmaakt; ik heb deelnemende vriendschap, belangeloze hulpvaardigheid en tedere menslievendheid gevonden; ik heb vele steden en landen gezien. Ik heb onmededogende, gevoelloze barbaren, maar ook de edelste mensen leren kennen. Ontelbare malen aan de dood blootgesteld, ben ik het leven gespaard; terwijl zovele duizenden van mijn krijgsmakkers of landgenoten door lood of staal, door ziekte of kou de dood vonden.”
Lot
NRC-redacteur Funnekotter startte in 2012 met een zoektocht naar de lotgevallen van familielid Willem Funnekotter in 1812 om daar een artikel over te schrijven. Hij ontdekte dat er vrijwel niets bekend was over de belevenissen van Nederlanders in het leger van Napoleon, terwijl er in 1812 meer slachtoffers vielen dan er Nederlandse militairen sneuvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij besloot er een boek aan te wijden.
In ”De hel van 1812” beschrijft Funnekotter aan de hand van dagboeken, brieven en memoires van ruim dertig militairen het verhaal van de Nederlanders die deel uitmaakten van de Grande Armée.
Door uit eerste hand te citeren, weet hij de dodelijke veldtocht op levendige wijze te beschrijven. Tussen de quotes door schetst de historicus het bredere verhaal van de Franse campagne, zodat de persoonlijke verhalen in een duidelijke context komen te staan.
Het boek bevat twintig kleurenillustraties –waaronder portretten van officieren die aan het woord komen–, plattegronden, een namenregister en een appendix met een organogram van de Grande Armée. Daarin staat vermeld in welke eenheden de geciteerde Nederlanders dienden.
Zuiniger had de auteur kunnen zijn met cijfers. Sommige pagina’s wemelen van data, regimentsnummers, aantallen officieren en soldaten. Dat maakt het lezen onnodig lastig. Een tijdlijn had hier behulpzaam kunnen zijn.
In zijn streven –de vergeten geschiedenissen van Nederlandse Ruslandgangers aan het licht brengen voor een algemeen publiek– is de auteur glansrijk geslaagd. De nominatie van zijn boek begin juli voor de Libris Geschiedenis Prijs 2016 is daarvan het sluitende bewijs.
De Grande Armée
De Franse keizer Napoleon trok op 24 juni 1812 ten strijde tegen de Russische tsaar Alexander I. Die had, tegen de zin van Napoleon, de handel met diens tegenstander Groot-Brittannië hervat.
Napoleons Grande Armée (grote leger) telde volgens Funnekotter in ”De hel van 1812” op zijn hoogtepunt 550.000 tot 600.000 mannen.
De legerkorpsen bestonden niet alleen uit Fransen. Ook vrijwilligers en dienstplichtigen uit door Frankrijk bezette gebieden vochten mee, onder wie 95.000 Polen, 25.000 Italianen, 20.000 Pruisen en 15.000 Nederlanders.
De Russen vermeden de strijd en trokken zich steeds verder terug. Ondertussen pasten ze de tactiek van de verschroeide aarde toe: ze vernielden vrijwel alles wat bruikbaar zou zijn voor het leger van Napoleon. Omdat diens aanvoerlijnen steeds langer werden, verslechterde de levering van voedsel en wapentuig. Onder de manschappen braken bovendien allerlei besmettelijke ziektes uit, zoals tyfus.
Onderweg naar de Russische hoofdstad Moskou stuitte het Franse leger bij Borodino op de Russen. In een twaalf uur durende veldslag verloren de Russen ongeveer 45.000 man aan doden en gewonden, de Grande Armée ongeveer 30.000. Het was volgens de Russische bevelhebber hertog Koetoezov „de bloedigste slag van de moderne tijd.” Pas op 1 juli 1916, de eerste dag van de slag bij de Somme, zou het gruwelijke record van 7 september 1812 worden verbroken.
De Grande Armée bereikte Moskou op 14 september 1812. De stad bleek verlaten en werd door de Russen in brand gestoken. Gedwongen door voedseltekort en de aankomende winter trok Napoleon zijn leger terug. Hij was van plan in Smolensk te overwinteren. Door opnieuw voedselgebrek en door dreigende omsingeling door Russische legers kwam daar niets van terecht.
Het Franse leger moest Rusland verlaten. De invallende winter maakte de wegen echter onbegaanbaar en het marcheren moeilijk. Kozakken terroriseerden continu de Franse soldaten met guerrilla-aanvallen terwijl de reguliere Russische troepen de indringers voor zich uit joegen.
Over twee door Nederlandse pontonniers gemaakte en door Nederlandse troepen beveiligde bruggen over de Berezina wist Napoleon met een deel van zijn strijdmacht te ontkomen.
De veldtocht eindigde op 14 december 1812. Slechts 120.000 mannen wisten volgens Funnekotter levend het rijk van tsaar Alexander te verlaten. Van de 15.000 Nederlanders die mee waren, zagen waarschijnlijk een kleine 10.000 hun vaderland niet meer terug. „De grootste ramp uit de Nederlandse militaire geschiedenis”, concludeert Funnekotter.
De aanval op Rusland betekende het begin van het einde van Napoleons heerschappij. Hij werd in 1815 definitief verslagen te Waterloo.
Boekgegevens
”De hel van 1812. Nederlanders met Napoleon op veldtocht naar Rusland”, Bart Funnekotter; uitg. Prometheus, Amsterdam, 2015; ISBN 978 90 3513 950 3; 334 blz.; € 19,95.