Bart Jan Spruyt: Niet meer bidden om genezing
Dat gezond zijn een groot goed is, besef je pas goed als je het niet meer bent. En vooral ook wanneer je weet dat dat zo zal blijven. Blaise Pascal schreef er een kostbaar boekje over, over bitterheid in tijden van vrede en heil in tijden van kastijding.
In het blad Om Sions Wil stond eens een interview met Maaike Moussault, de Nederlandse echtgenote van Auguste Moussault, voorganger in een Rusland-Duitse mennonietengemeente in Frankenthal, die zijn geest zowel aan Menno Simons laaft als aan Theodorus van der Groe. Maaike Moussault vertelt in dat vraaggesprek dat zij na haar bekering ziek werd en dat dit een zware beproeving was. „Een zware aanvechting kwam toen ik met een hernia in het ziekenhuis belandde en met spoed geopereerd werd. Ik moest zelfs mijn beroep opgeven. Ik ging terug naar Nederland, maar de rugproblemen bleven. Het is een heel zware tijd voor mij geweest en ik heb momenten gehad dat ik mijn geloof op wilde geven, omdat ik niet in een God kon geloven Die zo veel moeilijkheden op mijn levenspad toeliet. Gelukkig hield God mij vast en stuurde Hij steeds op het juiste moment de juiste mensen, die mij ook door de moeilijke tijden heen hielpen.”
Zo’n bekentenis is voor velen waarschijnlijk herkenbaar. Je bent gezond, kunt goed uit de voeten, en je gelooft in het belang van waar je mee bezig bent. Dan verandert alles. Je wordt ziek, je kunt niet meer meekomen. En je begrijpt niet dat God je niet meer toelaat je toch zo ontzettend belangrijke werk te verrichten.
Hoofdpijn
Als iemand zich vertwijfeld heeft kunnen afvragen waarom uitgerekend hij zozeer door ziektes werd geplaagd en geteisterd, dan was het wel de Franse filosoof Blaise Pascal (1623-1662). Hij behoort zonder twijfel tot de meest originele en diepzinnige, maar ook meest getourmenteerde denkers die de christelijke kerk heeft voortgebracht. Het woord ”genie” op Pascal te plakken, is in zijn geval niet banaal of gemakzuchtig. Hij was het als wiskundige en als christelijk denker. Maar zijn korte leven werd gegeseld door ziekte. Hij leed vanaf zijn achttiende aan hoofdpijnen en verlammingen die hem het werken zo goed als onmogelijk maakten. Er staat een natuurkundige wet op zijn naam, maar zijn apologetiek is een torso gebleven.
Tegen het einde van zijn leven schreef hij een gebed waarin hij God om het juiste gebruik van zijn ziektes vroeg. Dit korte geschrift is onlangs door Gert van de Wege met voorbeeldige helderheid in het Nederlands vertaald, ingeleid en geannoteerd (uitg. Brevier).
Pascal bad niet meer om genezing, maar aanvaardde zijn ziek-zijn en vroeg God of Hij hem wilde leren om op de juiste manier met zijn ziekte om te gaan. Een belangrijke vrucht van zijn ziekte was een belijdenis van zonde en schuld. God had hem aanvankelijk gezondheid gegeven om Hem te dienen, maar van die gezondheid had Pascal, zo bekent hij, „een volstrekt werelds gebruik gemaakt.” Tijdens de vrede had hij in bitterheid geleefd. Dat misbruik was het gevolg van „het verderf van mijn natuur.” Wie gezond is, vertrouwt op zichzelf, zou niet weten waarom hij dat niet zou doen, gaat vrolijk en optimistisch in en uit, is sterk en daadkrachtig. Wie doet hem wat? Ambities kunnen tomeloos zijn in een leven waarin we vooral ons eigen idool, onze eigen afgod, zijn.
Terechtwijzing
Gezondheid leidt dus gemakkelijk tot hoogmoed, tot behoefteloosheid en een misplaatst gevoel van onafhankelijkheid. We ontvangen onverdiende gaven, maar besteden die niet in dienst van God, Die ze gaf. Dit verkeerde gebruik van zijn gezondheid, aldus Pascal, vindt zijn terechtwijzing en straf in de ziektes die God in zijn leven heeft gebracht. Het is al erg genoeg dat dat nodig is. Het is nog erger wanneer die kastijding geen heilzame uitwerking heeft, wanneer wij er niet het juiste gebruik van maken. Ziekte is heilzaam voor degenen die zich door ziekte „en allerhande tegenspoed” door genade terecht laten wijzen. Zoals Willem de Mérode dichtte:
Hij had de hamer in Zijn hand genomen.
Ik zág de slag, en kromp in angstig schromen.
God! Sla de wanden van mijn hart niet in!
Hij zei: „Hoe zou Ik anders binnenkomen?”
Ziekte is geen zaak van vreugde. Je kunt niet meer wat je kon en zo graag deed. Je blijft achter, moet afhaken, vaak afzeggen, dingen laten lopen. Er is het isolement, de eenzaamheid, zo stel ik mij voor, door het begrijpelijke onbegrip voor en ongeduld van anderen, vooral als ze zelf alleen maar van kracht tot kracht voortgaan.
Maaike Moussault kwam gelukkig de juiste mensen tegen, en Pascal leerde in de beproeving van zijn ziekte het verschil tussen een droefheid naar de wereld (de eigenliefde en het zelfmedelijden na vleselijke teleurstellingen) en de droefheid naar God (die gericht is op de eer van God). Daarna vroeg hij niet meer om gezondheid of ziekte – „maar dat U beschikt over mijn gezondheid en over mijn ziekte, over mijn leven en over mijn dood, tot Uw eer, tot mijn heil en tot nut van de Kerk en Uw heiligen, waarvan ik deel uitmaak.”