Kleur vlaggen Midden-Oosten vertelt ideologische geschiedenis
Nationale vlaggen vertellen vaak iets over de ideologieën die een samenleving drijven. Neem de vlaggen die landen in de Arabische wereld lieten wapperen na de verkrijging van hun onafhankelijkheid. Op filmpjes van pakweg vijftig jaar geleden valt bij massale demonstraties in Arabische hoofdsteden zoals Caïro een zee van rode vlaggen te bespeuren. Enkele decennia later droegen demonstranten in diezelfde steden vooral groene vlaggen. Sinds enkele jaren is vooral het zwarte exemplaar populair.
Deze kleurenwisseling vertelt veel over de diepgaande transformaties die zich in veel Arabische samenlevingen voltrokken. Zo werden de seculiere nationalistische Arabische regimes van weleer aangetrokken door de ideologie van ”rood”: het socialisme. Deze regimes konden hun beloftes van gelijkheid en voorspoed voor allen echter niet waarmaken.
De teleurstelling hierover bood islamitische groeperingen zoals de moslimbroeders de kans om te beginnen met een islamisering van onderop. De achterliggende gedachte daarbij was dat een volledig geïslamiseerde samenleving automatisch de invoering van de sharia zou eisen als voorwaarde voor de oprichting van een islamitische staat. De groene vlag van de islam begon het straatbeeld te bepalen. Zowel de moslimbroeders als de salafisten predikten de plicht tot jihad.
Dat nu de zwarte vlaggen van al-Qaida en IS vaak zijn te zien, vormt in zekere zin een logisch uitvloeisel van dit proces van islamisering. Dat is althans de mening van veel moslims: zij zien de terroristen van IS als vrome jihadstrijders die hun religieuze plicht vervullen.
Het behoeft geen betoog dat het Westen met de socialistische regimes die aan het kalifaat voorafgingen gemakkelijker relaties kon aanknopen dan met de jihadisten van IS. Het socialisme was immers een stroming die bekend was.
De oude, Arabische regimes rekenden eveneens genadeloos af met dissidente stemmen, maar het verschil is dat het huidige IS zijn totalitaire wereldbeeld verpakt in religieuze doctrines. Duidelijk is dat het grotendeels atheïstische Westen niet in staat lijkt om religieus gemotiveerd radicalisme te bevatten. Dat blijkt onder meer uit de manier waarop de strijd tegen IS wordt gevoerd.
De Verenigde Staten concentreren zich daarbij op het gericht uitschakelen van de leiders van IS en op het verwoesten van zijn infrastructuur, zoals olievelden. De werkelijke leiders van IS zijn echter islamitische geestelijken die de ideologie van de terreurgroep uitbouwen en prediken. De infrastructuur van deze totalitaire staat bestaat niet zozeer uit olievelden en tankers, maar veeleer uit ontelbare geesten waarin deze ideologie ingang heeft gevonden.
Kortom, ergens in de toekomst zal het Westen IS mogelijk weten te vernietigen. Maar meester worden over zijn ideologie die niet wordt begrepen: dat zit er voorlopig niet in.