Heleen Murre-van den Berg: steeds meer een oosters christen
Geloven in de woestijn is gemakkelijker dan in een wolkenkrabber van een universiteit, is de ervaring van Heleen Murre-van den Berg. De kersverse hoogleraar oosters christendom aan de Radboud Universiteit zag beroepsmatig heel wat oosterse kerken vanbinnen. Ze lieten de mens achter de hoogleraar niet onberoerd.
Iconen sieren haar werkkamer op de zeventiende verdieping van de Nijmeegse Radboud Universiteit. Ze onderstrepen dat het Midden-Oosten voor hun eigenaar, prof. dr. Heleen Murre-van den Berg, nooit ver weg is – wat ook niet zo vreemd is voor de directeur van het Instituut voor Oosters Christendom, dat aan dezelfde universiteit huist.
Wanneer sprak u voor het laatst iemand uit het Midden-Oosten?
„Even goed nadenken, want dat gebeurt aan de lopende band. In elk geval een paar dagen geleden nog. Toen hadden we een seminar georganiseerd waarbij een van de sprekers uit Libanon kwam.”
Het Midden-Oosten komt hierheen via vluchtelingen. Heeft u contact met hen?
„Ja. Dat wil zeggen: met één intensief. Dat is een Palestijnse jongeman uit het Syrische Homs. Die geeft mij les op de oed, een soort luit. Dat instrument heb ik in december cadeau gekregen, dus daar wilde ik wat mee. Deze jongen is een fantastische muzikant en een goede docent.
Verder heb ik met vluchtelingen gesproken die hier in Nijmegen in kampen zitten, maar ik houd tegelijk een beetje afstand. Ze bevinden zich in een kwetsbare positie en zelf zit ik al snel in een dubbele rol.”
Hoezo?
„Als wetenschapper ben ik geïnteresseerd in wat er gebeurt, maar als mens heb ik ook de neiging om morele steun te geven. Er zijn echter genoeg mensen die kunnen en willen helpen. Daar ben ik niet speciaal voor nodig. Ik zit hier voor de achterliggende vragen. Daar is steeds meer belangstelling voor, constateer ik. Je merkt dat mensen meer over het onderwerp willen weten.”
Wat willen ze dan weten?
„Ik geef bijvoorbeeld lezingen voor groepen die met vluchtelingen te maken hebben binnen een kerkelijke context. Dan leven er vragen als: tot hoever moeten we ons aan hen aanpassen? Mijn antwoord is dan: Vraag het hun zelf. Vluchtelingen weten doorgaans heel goed wat ze willen. De christenen onder hen willen hun eigen kerken, hun eigen gemeenschap. Aan de andere kant vinden ze het vaak ook heel plezierig om contact te hebben met Nederlandse christenen.”
Ze waarschuwen doorgaans ook voor de dreiging van de islam.
„Dat is inderdaad een pregnant punt. Ik hoor dat vaak.”
U heeft het daar niet zo over.
„Nee, ik sta daar anders in. Let wel: ik vind hun houding volstrekt begrijpelijk. Het is een logisch gevolg van wat ze hebben meegemaakt, vroeger en recent. Maar het is wel een vereenvoudiging om te zeggen: het is de islam die het ons allemaal heeft aangedaan.”
Het verwijt ligt voor de hand: blijkbaar weet u het beter dan de mensen die daadwerkelijk moeten vluchten.
„Dat verwijt hoor ik al dertig jaar, en nu nog sterker vanwege de opkomst van Islamitische Staat. Ik wil ook niet ontkennen dat de islam een rol speelt, maar het is écht breder dan dat. Kijk naar de geschiedenis. Er zijn meer dan voldoende periodes aan te wijzen waarin met de islam prima viel samen te leven.”
Wat is dan wel de belangrijkste oorzaak van de huidige onrust in het Midden-Oosten?
„Een van de belangrijkste oorzaken is dat we denken dat een staat zo homogeen mogelijk zou moeten zijn: gebaseerd op één taal en één wereldbeschouwing. Zo denken wij, en zo denkt IS in nog veel sterkere mate. Maar zo zat het Midden-Oosten nooit in elkaar. En als een staat dan heel krachtig is, kan hij die eenvormigheid proberen op te leggen, vaak met zuiveringen als gevolg. Dat zie je bijvoorbeeld in gebieden van IS: hoe zuiverder, hoe beter. Iedereen moet aan de norm voldoen.”
Denkt u weleens: Ik zit er helemaal naast, ik heb de islam als factor zwaar onderschat? Het is in elk geval wat critici u verwijten.
Ze lacht. „Nee. Kijk, ik geloof niet dat ik onderschat wat voor gruwelijke dingen er plaatsvinden. Daar lijden heel veel mensen onder, en niet alleen christenen. Maar ik probeer weg te komen van de redenering dat de islam voor alles de schuldige is, omdat dat niets oplost. Kijk naar de rol van de olie. Kijk naar al die jongeren die geen werk hebben, die geen gezin kunnen stichten. Dat zijn economische problemen. Als je alleen op de islam blijft focussen, ga je nooit begrijpen waarom het in het ene islamitische land nog relatief goed gaat en in het andere heel slecht.”
Murre kwam ter wereld in het Zeeuwse Wemeldinge, maar is geen Zeeuw. „Ik ben er geboren en ik ben met een Zeeuw getrouwd, maar ik heb er niet lang gewoond. We zijn ontzettend vaak verhuisd. We woonden in Brabant, in Papendrecht, in Oud-Alblas, in Doetinchem. In die laatste plaats woonden we het langst, daar heb ik ook de meeste herinneringen aan.”
Hoe kijkt u terug op uw jeugd?
„Er komt als eerste een vraag boven. Hoe is het mogelijk dat je, afkomstig uit een relatief eenvoudig milieu –mijn ouders hebben allebei de mulo gedaan– hoogleraar kunt worden op een universiteit?”
Wat denkt u zelf?
„Ik denk dat het te maken heeft met een cultuur van aanmoedigen, van lezen, van discussiëren, van de dingen graag goed willen doen. In ons gezin waren die elementen volop aanwezig. Bovendien was er vrijheid. Ik was de oudste van vier en toen ik Hebreeuws wilde gaan studeren, is er nooit tegen me gezegd: Zou je dat wel doen?”
Lachend: „Misschien dat mijn ouders ooit bang waren dat ik predikant zou willen worden, maar in elk geval was voor mijzelf al snel duidelijk dat ik die kant niet op wilde.”
Hoe ontwikkelde u zich op geestelijk vlak?
Ze lacht even, uitbundig. Dat gebeurt vaker als een vraag wat al te persoonlijk lijkt te worden. Maar dan wordt ze serieus. „Ik ben opgegroeid binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Toen ik mijn studie startte, zat ik daar stevig in. Ik heb alles gedaan, tot en met de studentenvereniging CSFR toe. Maar ik ben daar los van geraakt. Toen ik trouwde, zijn mijn man en ik hervormd geworden. Nu zitten we in de Hooglandse Kerk, een PKN-gemeente in Leiden. Dat is voor mij een heel natuurlijk proces geweest. Je gaat de dingen simpelweg in een breder kader zien.”
Wat is het precies waar u in dat proces los van bent geraakt?
„Ik denk dan toch vooral aan de letterlijkheid van dingen in de Bijbel. Hoe goed kun je weten dat de Bijbel een letterlijk verslag is van een andere werkelijkheid? We moeten het doen met de Bijbel zoals we die hebben, maar over die vraag erachter kun je niets zeggen.”
Wat houd je dan qua geloof over?
„Hoe zal ik dat nu eens verwoorden.” Het is een tijdje stil. „Het gaat mij om twee dingen. Het ene is de kracht van het christendom om vorm te geven aan het leven met verhalen, beelden en rituelen. Dat blijft me inspireren. En het tweede is de verwondering over het bestaan, over het leven op zich. Daar heb ik geen woorden voor, maar samen maken deze dingen voor mij de vormende kracht van het christendom.”
Op het gevaar af dat het een typische EO-vraag is: wie is Jezus in dit licht voor u?
Ze lacht opnieuw, maar antwoordt dan toch, aarzelend. „Ik blijf Jezus een heel belangrijke figuur vinden, maar ik vind het moeilijk om er veel over te zeggen. Dan voel ik me toch ongemakkelijk. Het is een theologisch mijnenveld. En ik vind dat simpelweg te privé. Laat ik het daarbij houden.”
Ze zwijgt even. Dan, met een brede lach: „Dat is geen typisch EO-antwoord in elk geval.”
Vindt u zulke vragen vervelend?
„Dat niet, maar ik wil niemand kwetsen. Ik heb een bepaalde ontwikkeling doorlopen en ben hier uitgekomen. Maar ik kijk met geen enkele wrok terug.”
U bent waarschijnlijk een van de eerste vrouwen uit reformatorische kring die hoogleraar werden.
„Ik ken er nog wel een aantal, hoor. Zelf vond ik het lange tijd vanzelfsprekend om door te groeien, maar dat is niet zo voor vrouwen. Ik heb er geen frustraties aan overgehouden, maar het gaat niet vanzelf.”
De rode draad in uw carrière is het oosters christendom. Wanneer ging dat voor u leven?
„Tijdens mijn studie Hebreeuws. Toen er Aramees en Syrisch bij kwamen, voelde ik dat ik beter op mijn plek was. Het was een onbekend gebied, en ik heb altijd sterk de neiging gehad om de kant te kiezen waar bijna niemand heen gaat. Mijn keuze werd nog versterkt toen ik diepgaand met de oosterse cultuur en de mensen kennismaakte.”
Wat leerden ze u?
„Dat geloof en godsdienst daar echt heel andere consequenties hebben dan hier in het Westen. Wij vinden dat geloof een persoonlijke keus moet zijn. Maar in het Midden-Oosten staat de gemeenschap centraal. Daar hoor je bij, daar stap je niet uit. Eérst komen de rituele praktijken, pas daarna de persoonlijke beleving. Wij zouden zeggen: Dat is allemaal buitenkant. Maar ik heb geleerd dat je dat onderscheid tussen binnen en buiten helemaal niet kunt maken. Het hangt veel meer met elkaar samen dan je zou denken.”
U werd meer een oosters christen?
„Zo kun je het zeggen. Ik voel me daar thuis.”
Thuis in een regio die een kruitvat is?
„Voor mij is het Midden-Oosten niet crisis op crisis. Het is voor mij ook een heel mooie, warme regio waar de mensen ontzettend gastvrij zijn. Ik merk het al als ik uit het vliegtuig stap en de geuren ruik. Ha, ik ben er weer, denk ik dan.
Maar ik ben ook realistisch. Er wonen nog steeds veel christenen in het Midden-Oosten, maar het wordt een snel slinkende groep, die bovendien steeds geconcentreerder gaat wonen. In Egypte, Libanon, delen van Syrië en Noord-Irak, daar vind je hen vooral. Daarbuiten steeds minder.”
Ziet u in de regio soms iets hoopvols? Iets waarvan u denkt: God is hier aan het werk?
„Dat zou ik nooit…” Ze begint opnieuw. „Ik zie hoe bijzonder sommige plaatsen voor mensen zijn, vooral Jeruzalem en Bethlehem. Dat is wat mij ontroert, of wat ik mooi vind, of juist heel bizar. Hoe dan ook, ik begrijp beter waarom sommige plekken een bepaalde status krijgen. Kijk naar de berg Ararat. Die maakte op mij een enorme indruk. Dat heb ik ook heel sterk met woestijnen. Ik begrijp waarom mensen juist daar gaan nadenken over het hogere.”
Geloven is daar makkelijker?
„Ja.” Ze kijkt peinzend naar buiten, waar het zicht vanaf de zeventiende verdieping van de Radboud Universiteit tot tientallen kilometers ver reikt. „Ja, de omgeving brengt daar een soort helderheid. Een klaarheid. Er zit weinig tussen.”
Levensloop Heleen Murre-van den Berg
Heleen van den Berg werd in 1964 in het Zeeuwse Wemeldinge geboren in een christelijk gereformeerd gezin. Ze studeerde in Leiden Hebreeuws. Voor de reformatorische studentenvereniging CSFR was ze in 1988 landelijk preses. Daarna volgde een carrière binnen, voornamelijk, de Universiteit Leiden. Van 2008 tot 2014 was ze er hoogleraar in de geschiedenis van het wereldchristendom, met als specialisatie het Midden-Oosten. Sinds deze week is ze bijzonder hoogleraar oosters christendom aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ze heeft tal van publicaties op haar naam staan. Samen met haar man woont ze in Leiden.