Opwekking
1 Petrus 2:7a
„U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.”
Dat vurige verlangen om Jezus meer te leren kennen, is een krachtig bewijs dat u het wezen des geloofs reeds bezit. Worden zij die naar Jezus en Zijn gerechtigheid hongeren en dorsten niet door de Heiland Zelf zalig gesproken? Is de droefheid over uw gemis, uw verlangen naar Jezus, niet een kenmerk dat u reeds enige dierbaarheid in Jezus ziet?
Wie heeft u in uw zondeweg gestuit en de dienst der wereld doen opzeggen? Wie heeft u –terwijl duizend andere mensen gerust in de zonde voortgaan– uw ogen voor het gevaar waarin u verkeerde, willen openen? Wie heeft u als een boeteling aan de troon van Gods genade leren bidden en uw zonden met hete tranen belijden?
Wie anders dan Jezus, dat Licht der wereld, Dat eenieder mens verlicht en Dat aan Gods rechterhand verhoogd is om opening van de ogen en bekering ten leven te geven? Ook op u is het woord van de apostel van toepassing: „U dan, die gelooft, is Hij dierbaar.” Ik mag u bidden: geef toch niet langer aan uw twijfel toe, maar erken de weldaad door Hem aan u bewezen. Zoek vrijmoedig Jezus in alle betrekkingen nodig te hebben. Zo zal voor u een licht rijzen als de morgenstond. Zo zal de kracht van de zonde in u verbroken worden en de troost van het Evangelie in u vermenigvuldigd.
Adrianus van Herwaarden, predikant te Opheusden (”Door de bliksem getroffen”, 1855)