Bart Jan Spruyt: Houd gevoel en rede dicht bij elkaar
Vroeger verdedigde je je geloof door argumentatie en debat. Nu door naar je hart en gevoel te verwijzen. Is dat erg?
Laat ik beginnen met een bekentenis. Ik ben een hele minuut lang te bewonderen geweest op de Nederlandse staatstelevisie, in de EO-documentaire ”Na de zomer”. Daarin zijn enkele (natuurlijk niet geheel representatieve) vwo-leerlingen van mijn school, de Guido in Rotterdam, een jaar lang gevolgd, in hun laatste jaar bij ons op school en in hun eerste studiejaar. De vraag was natuurlijk: hoe worden zij op de Guido toegerust en hoe houden zij zich als ze eenmaal in die nieuwe omgeving van de universiteit verkeren?
Dat is precies de vraag die ik als docent aan het begin van de documentaire opwerp. Ik vertel daar –voor een gehoor dat in het bijzijn van een camera wel zeer aandachtig oplette!– dat in die wereld daarbuiten twee zaken als vanzelfsprekend worden aangenomen: het naturalistische wereldbeeld (”alles is chemie”) en de liberale visie op samenleving en politiek. Op dat laatste probeer ik hen in mijn lessen voor te bereiden door hen een beetje weerbaar te maken met intellectuele argumenten die ik aan de geschiedenis en het staatsrecht ontleen.
En dan wordt het interessant. Want als u de documentaire bekijkt via Uitzending Gemist, en goed luistert naar de leerlingen, dan blijkt dat ze daar helemaal niet zo’n behoefte aan hebben, aan die argumenten. Ze gaan helemaal niet tot de tanden toe gewapend met een apologetische, historische en staatsrechtelijke toerusting de confrontatie met hun medestudenten aan. Hun geloof is gebaseerd op een overtuiging die meer in hun hart en gevoel dan in hun verstand zetelt. En hun christen-zijn dragen ze vooral uit via hun levensstijl. En die authenticiteit is overtuigender voor hun omgeving dan ons geredeneer vroeger was.
Afrekening
Dat heeft natuurlijk ook met een maatschappelijke omslag te maken. Toen mijn generatie, zeg: dertig jaar geleden, aan de universiteit rondliep, moesten wij ons verantwoorden. Het waren jaren van ontkerkelijking en afrekening. Nu is de tijd veel individualistischer, en is het voor iedereen oké als jij persoonlijk bepaalde keuzes hebt gemaakt, je daar goed bij voelt, en daar consequent in bent. (Tot op het moment natuurlijk dat je naar voren brengt dat jouw geloof altijd en overal voor iedereen geldig is.)
Ik heb daarom niet alleen met verwondering, maar ook met bewondering naar de documentaire en het optreden van deze leerlingen in het tv-programma Jinek (op 19 februari) zitten kijken. Ik was best een beetje trots op de manier waarop Erika de Stigter, Rebecca Heijkamp, Jan Willem de Vos, Cris de Groen, Sietske Schipper en Elis de Waard zich presenteerden, en was blij met de respectvolle wijze waarop Eva Jinek hen interviewde. Chapeau! Wij hadden dat dertig jaar geleden zo helemaal niet gekund.
Relativisme
Toch heb ik wat te zeuren.
In de eerste plaats omdat ik denk dat dat postmoderne, relativistische klimaat ook een valkuil kan zijn. Iedereen heeft zijn eigen waarheid, de liberaal, de atheïst, de moslim, de christen. Die waarheid, zo heet het, is datgene waar hij zich goed bij voelt, datgene wat hem troost en kracht geeft in het leven. Dat is voor iedereen weer anders, en dat moeten we van elkaar accepteren. Achter deze vormen van tolerantie en relativisme kunnen we ons als achter een veilige muur verschuilen, en dat zou ten koste kunnen gaan van onze roeping om belijdend in het leven te staan – door onze levensstijl en door het uitdragen van onze (tamelijk exclusieve) levensovertuiging.
Verlangen
En dat brengt me, in de tweede plaats, bij dat gevoel. Ik geloof dat het geloof nooit alleen op een rationele argumentatie gebaseerd kan zijn, maar ik geloof ook dat een geloof zonder argumenten vroeg of laat verkommert. Als het geloof gebaseerd is op iets wat ik voel –een gevoel van afhankelijkheid, van bescherming, van troost– zonder dat ik kan uitleggen, aan mezelf en anderen, waarom dat gevoel ergens op gebaseerd is, dan komt dat geloof vroeg of laat toch los te staan van het leven in zijn volle breedte. Het geloof wordt dan fideïsme: een geloof dat zich prettig voelt, maar geen inzicht zoekt.
Natuurlijk zijn gevoel en ervaring belangrijke elementen in onze eigen bevindelijke traditie – misschien zelfs wel zozeer dat we erg openstaan voor het moderne individualisme. Die elementen krijgen in de theologie tegenwoordig een vertaling door het begrip ”verlangen”. Diep in ons allen, heet het dan, sluimert een verlangen dat uiteindelijk alleen door God kan worden vervuld. In de praktijk is dat verlangen vaak verkeerd gericht en zelfs door de zonde vervormd tot begeerte. Onze verlangens moeten dus door bekering worden vernieuwd.
Calvinisme
Prof. Henk van den Belt heeft daar in een helder artikel in Kerk en Theologie onlangs op gewezen. Het nieuwe leven begint niet bij ons gevoel en verlangen, maar bij de roeping die voortvloeit uit Gods verkiezende liefde. Wie wil weten wat calvinisme ook alweer is, moet dit artikel lezen. Juist om dat te blijven zien, en „doorvloeien” te voorkomen, moeten we gevoel en rede, bevinding en theologie, dicht bij elkaar houden, en ons gevoel laten normeren en corrigeren door het Woord van God.
Ik ben nu natuurlijk vooral benieuwd wat Erika, Rebecca en Elis en al die andere leerlingen uit die 6 vwo-klas hiervan vinden!