Inhoud van geloofsleer onderscheidt christendom van islam
Er zijn grote verschillen tussen het christendom en de islam. Laten we de verschillen echter niet zoeken in de terminologie, maar in de inhoud, reageert prof. dr. Jan A. B. Jongeneel op Ben Kok (RD 14-1).
In de krant van gisteren reageerde de heer Kok op de lezing die ik hield op het predikantencontio van de Gereformeerde Bond (RD 8-1). Het onderwerp van de lezing was ”Moslims liefhebben! – De islam haten?” Ik wil graag op zijn bewogen betoog ingaan.
Door een verblijf van negen jaren als predikant en docent in Indonesië ben ik volkomen vertrouwd geraakt met het taaleigen van de Indonesische christenheid. In de Indonesische Bijbel is het woord ”God” vertaald met het Arabische woord ”Allah”. Dat woord staat taalkundig dichter bij het oudtestamentische woord ”El” dan ons Germaanse woord ”God”. In aansluiting daarbij luiden de eerste artikelen van de christelijke geloofsbelijdenis in het Indonesisch: „Ik geloof in Allah, de Vader, de Almachtige.”
Ik vind het belangrijk om onderscheid te maken tussen terminologie en geloofsinhoud. Evenals het Germaanse taaleigen kan het Arabische taalgebruik dienstbaar gemaakt worden aan het christelijke geloof. Zo vind ik de term ”Allahoe akbar”, de Arabische vertaling van ”God is groot/groter”, goed bruikbaar in christelijk en kerkelijk verband. Ik vul al deze termen dan echter wel voluit christelijk in.
Als missioloog gaat het mij erom met moslims in gesprek te komen over het christelijke geloof. Daarbij maak ik dankbaar gebruik van de inzichten van christenen in een islamitisch milieu. Christenen in de Arabische wereld en in Indonesië vervullen hun zendingsopdracht door zich in hun woordgebruik aan te passen en zich tegelijkertijd in hun geloofsvertolking en geloofsbeleving niet aan te passen.
Op het vlak van bijvoorbeeld het bidden ligt het verschil tussen christenen en moslims niet in het gebruik van de term ”Allah”, maar in het verstaan van ”Allah” als ”de Vader van Jezus Christus”. God/Allah is „onze Vader Die in de hemelen zijt.” Bovendien onderscheidt een christelijk gebed zich van een islamitisch gebed doordat het beëindigd wordt met de woorden: „Dit bidden wij U in Jezus’ naam.” Dat zal een traditionele moslim nooit doen.
Doordat ik lang in Indonesië heb gewoond en gewerkt ben ik mij waarschijnlijk meer dan de heer Kok bewust van de grote verschillen tussen het christelijke geloof en het islamitische geloof. Daardoor ben ik mij verder meer dan hij bewust van de noodzaak het verschil niet in de terminologie te zoeken, maar in de inhoud. Moslims spreken over God, maar erkennen Zijn menswording niet. Moslims spreken over liefde, maar kennen geenszins de vijandsliefde.
Ik heb mijn betoog voor de predikanten van de Gereformeerde Bond bewust beëindigd met een bespreking van ”Allahoe akbar”, ”God is groot/groter”. De Bijbel is vol van dit onderwerp. De Bijbel vult het begrip echter anders in dan de islam en sluit een gewelddadige interpretatie en invulling hiervan totaal uit. Juist een gesprek over de grootheid van God kan moslims helpen dit begrip Bijbels te leren verstaan en gebruiken. Het kan hen ertoe aansporen radicaal afstand te nemen van het koppelen van de geloofsbelijdenis ”Allahoe akbar” aan jihad, het uitschreeuwen van ”Allahu akbar” als inleiding op terrorisme.
In mijn lezing heb ik mij tamelijk bezorgd uitgelaten over de groei van de islam in de wereld, te beginnen met Europa. Daarop moet een christelijk antwoord gegeven worden. Ik zie enerzijds geen heil in een eigentijdse kruistocht tegen de islam, en anderzijds geen heil in een zich eindeloos aanpassen en in dat kader het Evangelie onbetuigd laten, zogenaamd om der lieve vrede wil.
Wat ons, in het voetspoor van de apostel Paulus, te doen staat is: 1. Alle moslims zonder onderscheid liefhebben. 2. Hoop bieden aan islamitische vluchtelingen die ons land binnenstromen. 3. Ons christelijk geloof betuigen: wij hebben lief en geven hoop om Christus’ wil.
Daarbij moeten wij in gedachten houden dat God/Allah de gekruisigde en opgestane Christus gemachtigd heeft het eindoordeel over de wereldgeschiedenis uit te spreken. Hij zal recht verschaffen aan wezen en weduwen, maar ook aan de slachtoffers van de jihad.
De auteur is emeritus hoogleraar missiologie aan de Universiteit Utrecht.