Opinie

Grote Drie -Keller, Lewis en Bonhoeffer- sluiten niet zomaar op traditie aan

De oriëntatie binnen de SGP en haar achterban op nieuwe schrijvers als Lewis, Keller en Bonhoeffer onthult een verschuiving in zelfbeeld en denken die niet geheel onproblematisch is.

dr. Bart-Jan Spruyt
3 October 2015 10:23Gewijzigd op 15 November 2020 22:16
Tim Keller. beeld Niek Stam
Tim Keller. beeld Niek Stam

Toen twee weken geleden in de hal van de Tweede Kamer John Newtons ”Amazing Grace” weerklonk, markeerde dat een fluwelen revolutie die zich in de gelederen van de SGP heeft voltrokken. Onder leiding van ‘amazing’ Kees van der Staaij is de SGP niet meer de wat steile en gezagsgetrouwe partij uit de era-Van der Vlies, maar is zij moderner, activistischer en zelfbewuster geworden.

Deze omwenteling heeft ook tot een nieuwe oriëntatie op inspirerende schrijvers geleid. De Grote Drie binnen de SGP zijn tegenwoordig Tim Keller, C. S. Lewis en Dietrich Bonhoeffer. Om hem te bemoedigen voor zijn maidenspeech in de Eerste Kamer gaf Diederik van Dijk zijn collega Peter Schalk het boek van ds. Wim Dekker over Bonhoeffer cadeau. Dat lijkt me nieuw en op z’n minst opmerkelijk.

Het is ook begrijpelijk. De hedendaagse achterban van de SGP, althans een aanzienlijk deel daarvan, houdt niet van het geweeklaag over verloren rechten en vrijheden en het heimwee naar het oude, christelijke Nederland. Het wil dat het (deels nieuwe) SGP-verhaal in de huidige context wordt uitgedragen. Van de apologetiek van Lewis en de werken van Keller en Bonhoeffer, duidelijk toegespitst op een situatie waarin christenen definitief een minderheid in een post­christelijke samenleving vormen, kun je dan meer leren dan van oudere theologische werken waarin de voormalige, christelijke context nog voorondersteld is. Er is dus alle reden deze auteurs goed te lezen: ze schrijven over belangrijke zaken die voorheen nog niet of op een andere manier aan de orde waren.

De SGP wordt wel aangeduid als het kristallisatiepunt van de gereformeerde gezindte. Dat lijkt mij zeker hier het geval. De veranderingen binnen de SGP en de oriëntatie op nieuwe auteurs zijn ook elders in reformatorische instituties diep doorgedrongen. Ik weet alleen niet zeker of dit geheel onproblematisch is.

Ik lees graag en geregeld in Lewis en Bonhoeffer. In Keller wat minder, maar dat is misschien omdat ik zijn eerste boek een soort ‘Lewis for the millions’ vond, en nog veel slechter geschreven ook. Maar ik zie natuurlijk zijn betekenis. Bonhoeffer lijkt mij trouwens weer van een heel andere, interessantere orde. Alle waardering voor deze drie laat echter onverlet dat hun verhouding tot de oudere traditie toch wat ongemakkelijk is. Van Dijk, tekstschrijver en rechterhand van Van der Staaij, heeft dit bezwaar vermoedelijk voelen aankomen en schreef vorige week in deze krant dat de ouden –Calvijn, Brakel, Kohlbrugge– en de nieuwe drie als complementair moeten worden gezien. Dat lijkt me nu net wat te gemakkelijk, al begrijp ik dat een politicus voor die gemakkelijke weg kiest.

Om te beginnen hebben de drie een andere Schriftvisie. Een andere visie op schepping en evolutie ook. Het reformatorische schema zonde-genade krijgt concurrentie van het algemeen christelijke natuur-genade-schema. En ook de visie op het geestelijk leven is een andere. Om daar een voorbeeld van te geven: Keller schrijft in zijn boekje ”Bevrijd van jezelf” over het belang om niet zozeer laag van onszelf als wel minder aan onszelf te denken. Er staan rijke en wijze gedachten in. Maar aan het slot schrijft hij dat Christus voor ons in het rechthuis heeft gestaan en dat wij ons niet meer in dat rechthuis moeten laten terugleiden. Het komt mij voor dat dit zich op z’n minst problematisch verhoudt tot wat onze catechismus zegt over de noodzaak van een blijvende scherpe prediking van de wet (vraag en antwoord 115).

Ik denk zelfs dat al deze punten nauw met elkaar samenhangen. Het een is niet zonder het ander verkrijgbaar. We zijn niet zomaar getuigen van de keuze voor een paar schrijvers die onze eigen traditie aanvullen. We maken een vrij fundamentele theologische heroriëntatie mee, veel meer dan vele betrokkenen zich realiseren. En aangezien het hart aan het hoofd en de handen voorafgaat, rijst het vermoeden dat die keuze niet alleen voortvloeit uit de nieuwe, moderne context van het hedendaagse leven, of uit theologische reflectie, maar vooral uit een nieuw zelfbeeld in die nieuwe context. Bij dat nieuwe zelfbeeld passen een andere theologie en een andere politiek, gerechtvaardigd door de nieuwe drie. Er is, met andere woorden, veel meer aan de hand dan een ander boeken­plankje en een wat ludiekere en meer zelfbewuste SGP.

Zoals er goede redenen zijn de Grote Drie te lezen, zo zijn er minstens zo goede redenen om Luther, Kohlbrugge en Wulfert Floor te blijven lezen. Omdat zij zaken aan de orde stellen die bij de Grote Drie niet of anders terugkeren, zoals de toe-eigening van het heil, zelfonderzoek enzovoort. Ds. Doornenbal schreef eens dat hij er wilde zijn voor de underdogs, de kneusjes, de armen en verminkten; de anderen kunnen zichzelf wel redden. Het is te hopen dat de Doornenballen nog wat te doen hebben onder ons.

Ik oordeel niet. Maar ik denk wel dat iets meer verantwoording dan een columnpje van mijn goede vriend Diederik van Dijk geen kwaad zou kunnen. Hoe zorgen we ervoor dat de nieuwe oriëntatie niet tot een afschaffing of vergeten van onze traditie leidt, maar tot een creatieve voortzetting?


Lees ook:

Brakel en Lewis, door mr. D. J. H. van Dijk

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer