Mens verantwoordelijk voor lijden van dieren
Het lijden van dieren komt voort uit de lotsverbondenheid tussen mens en dier. Het is ondertussen de mens die het lijden van dieren kan worden aangerekend, stelt prof. dr. Johan Graafland.
Dierenwelzijn is een actueel thema. Maar wie zich verdiept in het Bijbelse spreken over dieren, komt tot de verrassende ontdekking dat dit thema eigenlijk al in de Heilige Schrift aan de orde komt. God rekent de bescherming van het dier tot de opdracht van de mens om zorg te dragen voor de schepping.
De bijzondere waardering voor het dier komt wel het meest tot uitdrukking in het feit dat Jezus Christus in verschillende beeldspraken met dieren wordt vergeleken, zoals de Leeuw van Juda en het Lam Gods. Vooral het laatste beeld is veelzeggend. Een lam is niet alleen een onschuldig, maar ook een heel kwetsbaar dier. De wreedheid die onschuldige en kwetsbare dieren in onze wereld wordt aangedaan, is ook Christus aangedaan toen Hij als Lam van God gekruisigd werd.
Toen ik hierover eerder iets schreef in een column (RD 24-12-2013), kreeg ik een kritische reactie van een lezer. Die persoon merkte op dat ik toch wel eenzijdig was in de weergave van Bijbelteksten over dieren. De respondent wees mij er terecht op dat er verschillende Bijbelverhalen zijn waar dieren er heel bekaaid van afkomen. Denk aan de Egyptische paarden die verdronken in de Rode Zee, het doden van dieren in Jericho en andere plaatsen bij de verovering van het land Kanaän, en het doorsnijden van de pezen van paarden door David.
Cheeta
In de recent verschenen studie ”En God schiep. Over dieren en rentmeesterschap” heb ik hierover verder nagedacht. Hoe kunnen wij het leed dat dieren in de Bijbel overkomt, begrijpen in het licht van de hoge waarde die God aan het leven van dieren geeft?
Ik kan niet zeggen dat ik in mijn beknopte studie op deze vraag een allesbeslissend antwoord heb gevonden. Er is geen afdoende antwoord op het bestaan van het kwaad, maar wel de hoop dat God eenmaal ons en de hele schepping ervan zal bevrijden.
Het is niet mogelijk het goed en het kwaad voortijdig te scheiden. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Toegepast op dieren: wij bewonderen het leven van de cheeta, maar dat betekent niet dat de dood en het verderf die de cheeta tijdens de jacht veroorzaakt goed is.
In veel gevallen wordt het lijden van dieren in de Bijbel mede veroorzaakt door het handelen van mensen. Mens en dier zijn als gemeenschap geschapen. Waar het leefmilieu van de mens wordt aangetast als gevolg van het gericht van God (bijvoorbeeld in de zondvloed), is het onvermijdelijk dat ook dieren in dit lot delen. Ook waar God de slechtheid van de mens tot op zekere hoogte accepteert (en uiteindelijk zal verzoenen door Zijn Zoon), heeft dit als consequentie dat het leed dat dieren aangedaan wordt vanwege de slechtheid van de mens geaccepteerd moet worden. Een voorbeeld daarvan is het toestaan van het eten van vlees na de zondvloed. Een ander voorbeeld is dat dieren door vijanden van Israël worden gebruikt als strijdmiddel en de veiligheid van Israël vereist dat zij onschadelijk worden gemaakt.
In essentie vloeit het lijden van dieren dus voort uit de lotsverbondenheid tussen mens en dier. Die lotsverbondenheid is met de schepping gegeven en herhaalt zich in de strafgerichten en de uitreddingen van God. Dit betekent dat de mens een hoge verantwoordelijkheid toekomt. Want het overtreden van het gebod van God treft niet alleen de mens zelf, maar ook het dier. Het is ondertussen de mens die al dit lijden kan worden aangerekend.
Offerdienst
Maar blijft het geen probleem dat dieren in het Oude Testament plaatsvervangend werden gebruikt om voor de zonden van de mens te boeten?
Op dit punt is het van belang om het Bijbelse begrip van de heiligheid van God en van het menselijk en dierlijk leven in het oog te houden. Het feit dat een dier werd geofferd, had niets van doen met de lage waarde van het dier, maar juist met de hoge waarde daarvan. Niet elk dier kwam hier zomaar voor in aanmerking. Integendeel, die hoge bestemming gold alleen het gave dier zonder enig gebrek. Dit wordt nog eens bevestigd doordat het dier hierin de voorafschaduwing was van de Zoon van God. Hij nam uiteindelijk beslissend en eens en voor altijd de plaats van het dier in als offer aan God.
Dit tekent ook de meer algemene lijn die wij in de Bijbel aantreffen: het strafgericht van God en de daarmee gepaard gaande dood van dieren komt steeds minder voor. In het geval van dieren mondt deze ontwikkeling uit in een beslissend afscheid van het offeren van dieren door het verzoenende sterven van Jezus.
Dit lost het raadsel van het lijden van dieren niet op, maar laat wel zien dat God in de Persoon van Jezus bereid is geweest om Zelf in dit lijden te gaan staan. Met Zijn schreeuw aan het kruis: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” heeft Jezus Zelf de onbegrijpelijkheid en de zwaarte van het lijden moeten ondergaan. Tegelijkertijd heeft Hij daarmee voorgoed perspectief op verlossing gecreëerd door de weg naar God vrij te maken en het offeren van dieren overbodig te maken.
De auteur is hoogleraar economie, onderneming en ethiek aan de universiteit van Tilburg en auteur van het onlangs verschenen boek ”En God schiep. Over dieren en rentmeesterschap” (uitg. Royal Jongbloed).