Presentatrice Annemiek Schrijver: We zijn nu eenmaal brekebenen
Als meisje van 16 jaar oud bezocht ze in haar eentje orgelconcerten in de Joriskerk in Amersfoort. Tv-presentatrice Annemiek Schrijver groeide op in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. „Maar wat wilde ik graag dat we lid waren geweest van een hervormde gemeente met zo’n prachtige, monumentale kerk.”
Ongeneeslijk religieus, noemde Annemiek Schrijver (50) zichzelf ooit. Bij de IKON was ze jarenlang een van de meest prominente presentatoren. Eventjes was ze medewerker van de Evangelische Omroep, toen die de IKON inlijfde. „Ik heb veel waardering voor de EO gekregen, ze doen het echt heel goed.”
Inmiddels heeft ze haar eigen programma’s bij de gefuseerde omroep KRO-NCRV.
Schrijver is de vrouw van het tweegesprek. De presentator die in een vertrouwelijke sfeer gasten tot bekentenissen kan brengen. Over religie en spiritualiteit. Dat vooral. „Mijn laatste programma bij de IKON was een discussieprogramma met meerderen. Daarin kom ik gewoon niet goed tot m’n recht, merkte ik. Bovendien was het op zondag. Dan horen we ons hoofdkantoor te verlaten en af te zakken naar ons hart.” Het was een van de redenen om over te stappen naar de KRO-NCRV.
Van huis uit is Annemiek Schrijver musicus. Ze studeerde aan het conservatorium. Bach is haar favoriete componist en ze houdt het meest van orgelmuziek.
Op het tv-scherm lijkt ze een zelfverzekerde dame. Niet bang, soms confronterend, altijd invoelend. In het echt is ze bijna onzeker. En uiterst open.
Als ze over het recente overlijden van haar broer spreekt, houdt ze het niet droog. Ze waarschuwt vooraf al. Met een lach. En de tranen komen. Het is Annemiek Schrijver in de meest pure vorm.
Over haar gereformeerde opvoeding is ze zeker niet negatief. Ook al heeft ze van veel van de gereformeerde dogma’s afstand genomen. „Ik weet niet zo veel meer zeker. Bevrijdend is dat. In het niet-weten is het goed toeven. Als een kind is mijn ziel in mij.”
De zintuigelijkheid, de bevinding, het mysterie heeft ze gemist in haar vrijgemaakte jeugd. „En juist aan die zintuigelijkheid had en heb ik zo’n behoefte.” Breed lachend: „Alleen om de mooie, monumentale kerkgebouwen had ik al hervormd willen zijn. Wat een verschil met die zakelijke kerkgebouwen uit m’n vrijgemaakte jeugd.”
Van het boeddhisme zegt ze veel geleerd te hebben. „Maar noem mij geen boeddhist. Dat ben ik niet. Het was een vervoermiddel. Geen doel.”
Bij de IKON presenteerde Schrijver vele tientallen afleveringen van het programma Het vermoeden, waarin ze in gesprek ging met mensen over religie en spiritualiteit.
Hebben die honderden programma’s waarin u met mensen over God sprak u dichter bij Hem gebracht?
„Nou, laat ik het zo zeggen: ik heb in al die interviews een heel volle rugzak opgelopen. En daar ben ik blij mee. Ik heb van zo veel mensen zo veel geleerd.”
Noem eens een naam.
„Dichter-theoloog Willem Barnard. Dat was echt een man Gods. Hij noemde zich een taalslaaf, en dat herken ik. Maar vooral de manier waarop hij kon spreken over de nabijheid van God sprak me aan. En over zijn telkens terugkerende twijfel. Hij zong opdat hij geloven zou.”
Wie is God voor u?
Een lange stilte. Dan: „Hij is in de eerste plaats een Mysterie. Met een hoofdletter. Maar Hij is ook de Bron, het Middelpunt van m’n bestaan. Om Hem draait het. Hij is de Nabije. Hij openbaart Zich de hele dag in de natuur. Want als we zeggen dat God Zich alleen kenbaar maakt via de Bijbel, maken we Hem te klein. Dat heb ik wel ontdekt. Hij is er ook in de stilte, in de afzondering, de eenzaamheid. Eenzaamheid is volstrekt niet alleen maar negatief, ook al benoemen wij het vaak wel zo. Het is de plaats waar God Zich wil laten ontmoeten.
Wat dat betreft heb ik ook wel aanleg voor het klooster. Ik ben inmiddels vijftig jaar oud en durf nu eindelijk, ook als het over God en geloof gaat, m’n gevoel voorrang te geven.”
Gevoel is wisselend.
„Zeker. Maar ik zeg ook niet dat mijn gevoel heilig is. Maar het verschil tussen de Annemiek van vroeger en die van nu is dat ik niet meer bang ben om de mist in te gaan. We zijn brekebenen. En dat is menselijk. Vallen is één ding, maar het gaat om het opstaan. De vragen van het leven zijn overigens vele malen interessanter dan de antwoorden. Dat is trouwens ook erg Joods.”
U hebt veel gesproken met mensen die een andere godsdienst aanhangen dan het christendom. Is het christendom voor u exclusief?
„De Bijbel is voor mij het meest vertrouwd. Daarin ben ik geworteld. Maar ik denk wel dat de kern van het Mysterie in alle godsdiensten hetzelfde is. Zo spreken christenen over verlossing, waar boeddhisten over verlichting spreken. Ik vermoed dat we hetzelfde bedoelen.”
U zegt veel van het boeddhisme geleerd te hebben.
„Ja, heel veel. Bidden is meer dan een verlanglijstje neerleggen bij God, zo weet ik van boeddhales. Klinkt gek, hè? Maar mijn inzicht hierover is zeer beproefd. Bevindelijk. We blijken ons hart open te kunnen houden, wat de omstandigheden ook zijn. Ons hart is nu eenmaal geen sluitspier, integendeel. Zoals Job zei: „Zou ik het goede van God verwachten en het kwade niet?” Die overgave wilde ik leren.”
Wie is Jezus voor u?
„Een zeer significante uitingsvorm van God. Zijn leven is het navolgen waard. Ik ben naar de Persoon van Jezus wel anders gaan kijken door de omgang met bijvoorbeeld Joden. Zijn lijden vind ik lastig. Ik had Hem graag gered en behoed. Ja, Jezus is de centrale Figuur. Juist in Zijn optreden en uitspraken. Zijn Bergrede blijkt urgenter dan ooit te zijn.
Het bloedige verlossingsverhaal blijf ik ontstellend vinden. Ik worstel ermee. Echt. Maar ook de psalmdichters worstelden met God. Na het overlijden van mijn broer aan een longziekte vroeg een nichtje aan mijn moeder: „Oma, u hebt een zoon verloren, maar u praat daar niet veel over.”
Toen zei m’n moeder: „Dat is iets tussen God en mij.”
Ik vond dat zó’n mooi antwoord. Ik hoorde er iets in van die worsteling. Ook die intieme omgang met God mag er zijn. Die is voor mij in ieder geval troostrijker dan het zogenaamd letterlijk begrepen Woord van kaft tot kaft. Hoe meer ik meemaak, hoe minder ik weet.”
Is er een vast punt in uw leven?
„Ja, God. Ik kan er inmiddels mee leven dat Hij én het leven een mysterie zijn. Ik voel me gedragen.”
U noemde uzelf ongeneeslijk religieus. Wat is dat?
„Ik heb conservatorium gedaan. En ik vergelijk die ongeneeslijke religiositeit vaak met muzikale aanleg. Daar kom je nooit meer van af. Hoe je ook verandert, je religieuze wortels blijven dezelfde. Als je ze doorsnijdt, ga je dood. Zo simpel is het.”
Een bekende uitspraak van Augustinus is ook uw favoriete gezegde: „Eert in elk-ander God.” Waarom spreekt u dat aan?
„Omdat de ander een bewoonde plek is van God. Daarom word ik er ook bijna fysiek onpasselijk van als God bij de ander niet thuis lijkt. En het is nog erger als er bij die ander helemaal niemand opendoet. Panisch word ik daarvan.”
Augustinus is ook de dogmaticus die geschreven heeft over onder andere de erfzonde.
„Er zijn zeker kanten in hem die mij minder aanspreken.”
Er zullen mensen zijn die zeggen: Annemiek Schrijver pakt eruit wat haar past.
„Je bedoelt dat ik maar wat aan het shoppen ben? Zo zie ik dat zeker niet. Een mens mag als Jakob worstelen bij de Jabbok. En God opeisen: „Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent.” Totdat ik het doorheb. Dat is mijn vurigste gebed.”
Wie zou u uit de reformatorische kring nog graag eens in uw programma hebben?
„Iemand als Kees van der Staaij. Ik zou heel graag aan hem willen vragen hoe zijn godsbeeld in de loop van de jaren met hem is meeveranderd. Dan is het prachtig als iemand echt vanuit z’n hart durft te zeggen wat z’n twijfels en eigen inzichten zijn. Want de mooiste momenten zijn er als mensen durven zeggen dat ze soms schreeuwen tegen God. Sommige christenen zien gebrokenheid als iets negatiefs. Maar als iets breekt of kapot valt, kan er ineens zomaar licht door die scherven vallen. Ik wil maar zeggen dat ik ontdekt heb dat tegenslag een zegen in vermomming kan zijn.”
Liever vermoeden dan bestuderen
Annemiek Schrijver werd op 21 oktober 1964 geboren in Arnhem. Ze heeft in Hilversum aan het conservatorium gestudeerd en woont in het Gooi. Ze werkt bij de KRO-NCRV. Daar presenteert ze het tv-programma De verwondering. Op zaterdag presenteert ze samen met haar RKK-collega Wilfred Kemp Wierook en Pepermunt op Radio 5. Ook is ze hoofdredacteur van het tijdschrift Het vermoeden.
Na haar conservatoriumopleiding ging Schrijver aan de slag bij Radio 4, haar eerste grote en blijvende liefde, zoals ze het noemt. Al gauw maakte ze ook talloze afleveringen voor Damokles, de radio-documentaireserie van de KRO. Ook presenteerde ze NCRV-radioprogramma’s als Plein Publiek, Muziek Vandaag, Volgspot, Passie en Nachtlicht.
Haar televisieloopbaan begon met de reeks Copyright Mens. Daarna presenteerde ze voor de IKON onder andere Het vermoeden, IKON Live, Alziend oog en De nachtzoen. Ook schreef ze diverse boeken, waaronder ”Rachab”, ”Verlicht mijn nacht”, ”Mijmeringen van een stadse pelgrim”, ”Ik geloof het wel”, en ”Verlicht en verlost”. Momenteel is ze columniste voor de tijdschriften Het vermoeden, Volzin, Bres, en Perspektief.
Annemiek Schrijver groeide op in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. „En volgens mij ben ik daar nog steeds officieel lid. Maar ik kerk meestal in een protestantse gemeente in het Gooi.”
Annemiek Schrijver is iemand van de uitspraken die blijven hangen. Soms van anderen, vaak ook bedacht door haarzelf. Een uitspraak van cabaretier Herman Finkers zou je haar levensmotto kunnen noemen: „We kunnen God beter vermoeden dan bestuderen.” Uit een recente column: „Mijn grootmoeder was een vrouw die de vrijheid zeer liefhad en daar ook de eenzame vruchten van plukte. Ik val niet ver van haar stam. En mijn nichtje zit als een spiegel tegenover me te stralen. Wat is het goed te ervaren dat we niet alleen van onszelf zijn. We staan in een traditie, hebben genen, we zijn opgevoed. We zijn de levendige uitingsvormen van ons voorgeslacht dat door ons praat en lacht en mijmert.”
Schrijver zegt veel geleerd te hebben van het boeddhisme. Maar ze noemt zichzelf beslist geen boeddhist en vindt het jammer als anderen haar wel zo aanduiden. Maar in haar werk citeert ze wel vaak uitspraken uit het boeddhisme. Deze bijvoorbeeld: „Als iemand een pijl op je afschiet, doe dan een stapje opzij.” „Laat je ego niet de boventoon voeren tijdens je kwetsuren.”
Uitgelicht
1.Kerk en staat moeten gescheiden zijn.
„Ja, vind ik wel. Al zijn dat zaken waar ik niet de hele dag over nadenk. Maar religie mag zeker nooit achter de voordeur verdwijnen. Dat maakt van mensen robotten, stokken en blokken. Dat moeten we zeker niet willen met elkaar.
Religie is onder andere datgene wat ons beelddragers van God maakt. Daarin kunnen wij als goede rentmeesters tonen hoe we Zijn aarde moeten eren.”
- De vrijheid van onderwijs moeten we ongemoeid laten.
„Binnen de grenzen van de wet is vrijheid van onderwijs een groot goed. Mits de opvoeders dienende leiders kunnen zijn. En helaas is dat niet iedereen gegeven.
Mijn buitengewoon genoten onderwijs was niet al te wijs, maar misschien was dat een ongelukkig toeval. Ik voelde me niet altijd gezien, om het maar heel mild te zeggen.
In ieder geval is het uiterst belangrijk dat kinderen zich gekend weten binnen het christelijk onderwijs. Zoals in Psalm 139. En dat kinderen de mogelijkheid krijgen om met hun talenten te woekeren.
Zelf moest ik als klein kind van mezelf per se slapen vóór het donker was. Ik was namelijk bang. In de winter gaat om vijf uur de zon onder, dus dat was bij ons thuis stress alom. Ik werd onderzocht en moest naar de kinderpsychiater. Maar dat ging m’n moeder te ver. Ze zei: „Je gaat maar naar de muziekschool.” M’n angsten waren direct voorbij.
Blijkbaar is het belangrijk om heel goed naar een kind te kijken. Met wie hebben we hier van doen? Dat soort vragen. Een kind is nu eenmaal geen lege bankrekening waar we onze aangekoekte tegoeden op mogen storten.”
3 Wat heeft u met orthodoxe christenen?
„Mensen die weten hoe het zit, hebben ongelijk. Dat wil ik als eerste zeggen.
Gelukkig leren vrijgemaakten steeds meer bij over het weldadige niet-weten.
Ik ben niet somber over m’n afkomst. Heb er veel aan te danken. En ben dus ook bepaald niet negatief over orthodoxe christenen. Maar de overtuiging dat bijvoorbeeld de vrijgemaakten de enige ware kerk vormen, is aan het zieltogen. En dat zie ik als genade. In onzekerheid en gebrokenheid kan ontroering geboren worden. Dat brengt ons tot herkenning van onze naaste. En dan kunnen we eindelijk door ontferming bewogen worden. Barmhartigheid voor onszelf en voor de ander. Gelukkig krijgen ook orthodoxe christenen daar steeds meer gevoel voor.”