Twee broers Drayton bevochten elkaar op leven en dood
Ze waren broers van elkaar; groeiden samen op in het ouderlijk huis op de Magnolia Plantation aan de oevers van de rivier de Ashley, nabij de stad Charleston. Maar tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, die 150 jaar geleden eindigde, bevochten ze elkaar op leven en dood. Verzoening kwam er niet.
Kort voor zijn overlijden op 4 augustus 1865 vroeg zijn vrouw aan Percival Drayton of hij nog een laatste boodschap had aan zijn broer Thomas. „Ik heb hem niks te zeggen”, was het korte antwoord van de doodzieke generaal. Daarmee was de vete die binnen de rijke familie van plantagehouders al jaren speelde, voor generaties een feit. Pas generaties later, tijdens een familiereünie aan het eind van de vorige eeuw, werd het conflict bijgelegd.
De familie Drayton was niet het enige geslacht dat diep verdeeld raakte door de grote binnenlandse oorlog die de Verenigde Staten van Amerika in de tweede helft van de 19e eeuw teisterde. Uniek was wel dat twee generaals uit één gezin elkaar probeerden het onderspit te laten delven.
Percival Drayton voerde in het najaar van 1861, toen de burgeroorlog begon, het commando over de Pocahontas. Met dat schip was hij betrokken bij de aanval op Port Royal in South Carolina, het fort dat onder bevel stond van zijn broer Thomas. Die was in het leger van de zuidelijke staten opgeklommen tot generaal en had met zijn eigen slaven, 102 in getal, gezorgd voor versterking van het fort. Na zware beschietingen door de vloot van de noordelijke staten, had Thomas het fort moeten overgeven. „Percival heeft gewonnen. Laat hem er gelukkig mee zijn”, schreef Thomas aan zijn vrouw.
Geen vrijheid
Vader en moeder Drayton hadden nooit kunnen vermoeden dat de kwestie van de slavernij hun gezin zo zou verscheuren. Inderdaad, ook zij hadden op hun plantage in South Carolina slaven. Maar vriend en vijand wist dat de zwarte werkers op het landgoed van de familie Drayton goed werden behandeld. De Draytons zorgden voor betrekkelijk goede behuizing en voor onderwijs van hun medewerkers en boden hun goede (medische) verzorging. Alleen, de zwarte werkers hadden geen vrijheid.
Juist dat laatste was voor Percival het grote breekpunt. „Fundamenteel voor het menselijk leven is dat iedereen vrij is. Vrij kan beslissen over zichzelf, en niet als een huisdier wordt afgericht om te doen wat zijn baas wil”, schreef hij in 1859 aan een familielid.
Percival was in 1833 met zijn ouders verhuisd vanuit Charleston in South Carolina naar Philadelphia, in de noordelijker gelegen staat Pennsylvania. Zijn oudere broer Thomas bleef als enige van het gezin achter in de geboortestreek, waar hij dankzij het vermogen van zijn rijke vrouw Catharine Pope, een eigen plantage, de Fish Hall Plantation, kocht. Anders dan zijn vader hem geleerd had, knechtte hij zijn zwarte werkers in hoge mate. „Ik hoor dat u uw negers behandelt alsof het beesten zijn. Ik heb u anders geleerd”, schreef vader Willam Drayton in een brief in 1841.
In Philadelphia raakte vooral Percival meer en meer overtuigd van het onwettige van de slavernij. Daar droeg niet zozeer zijn militaire opleiding aan bij, maar vooral de prediking die hij wekelijks hoorde van de legerpredikant in zijn garnizoensplaats. „God heeft weliswaar Cham vervloekt, maar wij mensen hebben niet Zijn vloek maar Zijn liefdegebod uit te voeren. Ook de kinderen van Cham zijn Zijn schepselen, gemaakt naar Zijn beeld. Dat betekent dat we hen niet mogen behandelen alsof ze minder zijn dan dieren”, hield de predikant zijn hoorders week aan week voor. Die overtuiging wortelde diep bij Percival Drayton.
De brieven die Percival zijn broer Thomas schreef in de jaren voorafgaand aan de burgeroorlog overtuigden laatstgenoemde niet. Ook niet toen de toon bijna smekend werd. „Ik ben geen Mozes. Maar ik smeek u, laat dit zwarte volk gaan. Geef hun de vrijheid waar ze recht op hebben”, vroeg Percival in 1858. Voor Thomas was dit een onbegaanbaar pad. Behalve dat hij het vrijlaten van slaven beschouwde als kapitaalvernietiging was hij er fundamenteel van overtuigd dat de zwarten „een lager ras” waren, dat „als enige taak op deze wereld had de blanken te dienen. Daarmee zijn ze nuttiger dan te leven in vrijheid zonder iets te presteren.” De plantagehouder werd in die overtuiging gesterkt door de intensieve contacten met zijn vriend Jefferson Davis, die hij op de militaire academie had leren kennen en die de eerste president werd toen de zuidelijke staten zich afscheidden.
Schrikbeeld
Dat de broers in de Amerikaanse Burgeroorlog tegenover elkaar zouden kunnen komen te staan, was een schrikbeeld dat met name Percival in de maanden voorafgaand aan het conflict bezighield. „Ik vraag u, onttrek u aan deze twist. Verlaat het slechte en kies voor het goede. We zijn broeders. Laat het niet zo zijn dat we elkaar zullen bestrijden. Maar indien ge anders wilt, ik zal mijn plicht doen en dienen daar waar het vaderland me roept”, schreef hij in de lente van 1861. Het baatte niet. In november van hetzelfde jaar vuurden de broers als commandanten van de twee legers het ene salvo na het andere op elkaars troepen.
De slag om Port Royal bezegelde feitelijk het grote verschil van inzicht en zorgde voor de diepgaande familievete. Slechts één keer is geprobeerd deze tussen Thomas en Percival bij te leggen, met Kerst 1862. Hun broer ds. John Grimké Drayton, die in opdracht van vader William het beheer van de familieplantage op zich had genomen, nodigde beide broers uit voor de kerstmaaltijd. De twee generaals wisten van elkaar niet dat ze beiden waren geïnviteerd. „Kerst is het feest van de vrede die Jezus Christus heeft gebracht”, schreef de plantagepredikant aan een familielid. Zijn poging liep echter op niets uit. De broers gaven elkaar geen hand, spraken geen woord met elkaar en gingen zonder te groeten uit elkaar. „We hadden een vervelend kerstfeest. De maaltijd is zwijgend genuttigd. De weerzin was voelbaar. In plaats van vrede in het hart, was er verdriet en pijn”, schreef ds. Drayton na afloop.
Dat was de laatste keer dat Percival en Thomas elkaar zagen. Beiden dienden in hun eigen leger tot het einde van de burgeroorlog in 1865 en verlieten toen de dienst. Kort daarop, eind juli 1865, werd Percival ziek. Een poging van zijn vrouw om alsnog verzoening met Thomas te bereiken, mislukte. Percival had daar geen behoefte aan. En Thomas? Die nog minder. Zijn verdere leven bleef hij verbitterd. Daarbij speelde ook mee dat door de oorlogshandelingen in de burgeroorlog een groot deel van zijn plantage was verwoest. Bovendien was hij door het besluit van 1863 dat de slaven vrijheid moesten krijgen „zijn vermogen” kwijtgeraakt. „Dat heb ik mede aan mijn broer te danken”, schreef hij jaren later verbitterd aan een vriend.