Thuisonderwijs moet gewoon mogen
Thuisonderwijs is een wettelijk recht. Maar christenen dreigden de dupe te worden van een politiek correcte islamofobie.
Het mag niet meer in Nederland. De Rotterdamse wethouder Hugo de Jonge heeft het al enkele maanden aan de stok met een groep ouders die hun kinderen op grond van richtingbezwaren thuisonderwijs willen geven. Hugo de Jonge is –nota bene!– van het CDA. Staatssecretaris Dekker van de voorheen liberale VVD heeft het twee jaar geleden in een brief aan de Tweede Kamer uitgelegd. „Ik ben ervan overtuigd dat de dagelijkse gang naar school essentieel is voor de brede sociaalemotionele ontwikkeling van ieder kind. Kinderen gaan niet alleen naar school om kennis te vergaren, maar ook om te leren omgaan met leeftijdsgenoten en volwassenen.”
Wat De Jonge en Dekker met hun verbod doen is in flagrante strijd met de gewetensvrijheid en het afweerrecht van burgers.
Kinderen gaan vanaf hun vierde jaar naar school. Dat is onder ons vanzelfsprekend. Het befaamde artikel 23 van onze Grondwet wordt altijd aangeroepen in discussies over de vrijheid van onderwijs alsof dat artikel alleen maar een klassiek grondrecht verwoordt, dat wil zeggen: een domein vastlegt waarover de macht en invloed van de overheid zich niet uitstrekt. Maar dat 23e artikel formuleert ook een sociaal recht, een inspanningsverplichting van de overheid: de staat moet ervoor zorgen dat er overal goed onderwijs is in scholen waar we onze kinderen met een gerust hart naartoe kunnen sturen.
Maar waarom eigenlijk? Waarom geven we onze kinderen niet thuis onderwijs?
Tijdens een logeerpartij bij Amerikaanse vrienden in Philadelphia viel mij op dat hun oudste zoon ’s morgens niet naar school ging maar thuisbleef. Die jongen (ongeveer acht jaar oud) was mij al opgevallen omdat hij mij bij onze begroeting had gevraagd of ik als Nederlander ook geregeld in Prussia kwam. Hij las boeken over de Romeinse geschiedenis. Zijn moeder gaf hem ’s morgens opdrachten. Een van de dingen die hij op een dag moest doen, was het lezen van een gedicht. Na een uurtje kwam hij naast mij zitten op het bankje voor het huis en vroeg hij of Mr. Spruyt ook niet van mening was dat er „a lot of poetry” in dat gedicht zat. Hij had het niet alleen over het onderwerp van het gedicht, en over het rijm, maar vooral over de beelden en de klankkleur van de woorden. Halverwege de middag kwamen z’n vriendjes uit school en ging hij met hen spelen. Het kwam mij voor dat hij zou opgroeien tot een erudiet en beschaafd lid van de Amerikaanse gemeenschap.
De resultaten van deze ‘gehomeschoolde’ kinderen zijn in het algemeen beter dan die van kinderen die naar een school gaan, ook al zijn de ouders zelf niet hoog opgeleid. En de kinderen zijn beter gesocialiseerd. Blootstelling aan de rat race in de jungle die klaslokalen, gangen en trappenhuizen kunnen zijn, heeft blijkbaar zo z’n nadelen. Evenals het niet blootgesteld worden aan de grote verleidingen van het jonge leven (zoals drugs), of aan de psychologische druk tot conformisme en coole onverschilligheid.
Ik dacht dat het in Nederland niet bestond, dat thuisonderwijs. Totdat Amerikaanse vrienden langs de Vecht mij vertelden van hun pogingen om hun kinderen niet bloot te stellen aan de misvormende invloed van Nederlandse scholen. Ze hielden ze thuis, maar er stond al snel een boze ambtenaar op de stoep. Een lang gevecht volgde, en dat bevestigde mijn vooroordeel over het vrije Amerika en het Europese staatsdirigisme.
Het onderwerp kwam tot mijn verrassing in het nieuws toen, vier jaar geleden, toenmalig minister Van Bijsterveldt het Islamitisch College in Amsterdam sloot en de ouders alle scholen in Nederland zo ”haram” vonden dat ze hun kinderen thuis onderwijs wilden gaan geven. Toenmalig wethouder Asscher vond dat geen goed idee, en dreigde de ouders met de rechter. De minister kondigde wetgeving aan om de mogelijkheden tot thuisonderwijs te beperken.
Want die mogelijkheden bleken wel degelijk te bestaan: een artikel uit de Leerplichtwet bepaalt dat kinderen vrijstelling van de leerplicht kunnen krijgen wanneer de gemeentelijke leerplichtambtenaar het met hun ouders eens is dat er „binnen redelijke afstand van hun woning” (25 kilometer) geen school te vinden is die aansluit bij hun godsdienst of levensovertuiging. Zo’n 300 kinderen in Nederland hebben die vrijstelling gekregen, en de minister stelde eerder nog vast dat er nergens „signalen van misstanden” zijn.
Totdat die moslimouders in Amsterdam dat ook wilden. Moslims vormen vaak een probleem omdat ze een beroep doen op vrijheden die, vinden wij, anders moeten worden gebruikt dan zij willen, en in ieder geval niet voor islamitisch onderwijs dat bedoeld is om integratie te voorkomen. Er is een politiek correcte islamofobie, die er in de praktijk toe leidt dat vrijheden voor allen worden beperkt uit angst voor de manier waarop één bepaalde groep van die vrijheden gebruikmaakt. De ouders in Rotterdam zijn de laatste voorbeelden van mensen die daar de dupe van worden.
Ouders moeten zich vooral blijven realiseren dat onderwijs door de staat ooit is uitgevonden om van ons voorbeeldige, nuttige burgers te maken. Dat laten wij ons natuurlijk niet welgevallen. In de gaten houden dus, die scholen, leraren en leerboeken, en anders ons kind toch maar thuis houden.