Geef ‘overdoper’ ruimte in reformatorische organisatie
Reformatorische organisaties zouden ruimte moeten bieden aan mensen die zich laten overdopen, vindt Kees Moerman. Dat kan door niet te denken vanuit een grondslag, maar vanuit een gezamenlijk perspectief.
„Het Wartburg College neemt afscheid van drie docenten omdat zij zich hebben laten overdopen en daarmee de grondslag van de school niet meer onderschrijven.” Achter dit bericht (RD 19-6) schuilen pijn en onrust, of, zoals bestuurder Heyboer het eufemistisch benoemt: emotionele gevoelens.
Zonder de rechtmatigheid van het besluit aan te vechten wil ik vanuit mijn praktijkervaring een handreiking doen aan scholen en organisaties die met deze problematiek te maken hebben, of te maken krijgen. Want dat laatste ligt in de lijn der verwachting, gezien de beweging richting volwassendoop die –helaas, zeg ik erbij– in reformatorische gelederen zichtbaar is.
Elkaar vasthouden
Binnen Kimon, een interkerkelijke organisatie die zich richt op zending en hulpverlening onder kinderen en jongeren wereldwijd, zijn we bekend met dit fenomeen. We krijgen te maken met zendingswerkers die in de loop van hun uitzendtermijn in dit opzicht ”van kleur verschieten”. Houden we hen binnenboord, of sturen we hen na een ”goed gesprek” naar huis – of in onze situatie, halen we hen naar huis?
Die pijn en onrust wil je voorkomen binnen een christelijke organisatie. Als broeders en zusters zijn we geroepen de eenheid te bewaren, naar de woorden van Jezus Zelf: „Opdat zij allen één zullen zijn” (Joh. 17:21). Dat is niet alleen heilzaam voor de organisatie, het heeft ook een verkondigende functie. Immers, zo vervolgt het gebed uit Johannes 17: „Opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt.”
Met pijn zien we nu hoe de wereld bevestigd wordt in het beeld van christenen die elkaar niet kunnen accepteren op basis van voor de buitenstaander onbegrijpelijke twistpunten. Waarmee ik de controverse bepaald niet wil bagatelliseren, of zelfs het onderscheid tussen kinderdoop en volwassendoop als een middelmatige zaak bestempelen. Tegelijk ben ik er echter van overtuigd dat er een plicht én een weg is om elkaar vast te houden.
Persoonlijk werd ik bij het nadenken hierover geholpen door een artikel van Kars Veling: ”Grondslag belemmert organisaties” (RD 16-5-2013). Vermoeid door discussies over de grondslagen van fuserende scholen, pleit de auteur voor een perspectiefmodel ter vervanging van het rigide grondslagmodel.
De vraag wordt dan niet meer of we het in alle opvattingen rondom Schrift en belijdenis eens zijn. Dat zou mooi zijn, maar de praktijk, ook binnen het reformatorische smaldeel, is weerbarstig. Er zijn zaken waarover tot de wederkomst verschil van mening zal blijven.
Het perspectiefmodel stelt organisaties voor een geestelijke uitdaging: Kunnen we elkaar als broeders en zusters accepteren in het licht van een gemeenschappelijk perspectief? Binnen Kimon is het perspectief als volgt omschreven: „Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.” Met dit perspectief voor ogen acht Kimon het haar missie om zich te richten op kinderen, „want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen” (Matth. 19:14).
Voor een school zou zo’n perspectief kunnen zijn dat een leerling straks in de maatschappij functioneert als „zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid, geschikt en bereid al de gaven, die hij van God ontving, te besteden tot Gods eer en tot heil van het schepsel, in alle levensverbanden, waarin God hem plaatst” (naar prof. Waterink).
Zijn hiermee alle problemen uit de wereld? Alle discussies gesloten? Niets daarvan. In het licht van het gezamenlijk perspectief worden sommige discussies wel minder relevant. We accepteren en respecteren individuele verschillen die aan het perspectief geen afbreuk doen.
Niet kleurloos
Dit betekent niet dat een organisatie kleurloos wordt. De kinderdoop bijvoorbeeld kan gelden als de mainstreamvisie. Van medewerkers mag worden gevraagd niet met een afwijkend standpunt te ‘evangeliseren’.
Ik besef dat er zeker in opvoedingssituaties –overigens niet minder in ons zendingswerk onder jongeren– een spanningsveld ligt als het gaat om de doop en de bijbehorende verbondsopvatting. Bij Kimon hebben we besloten om deze uitdaging aan te gaan. Overigens, wereldwijd werken (zendings)organisaties haast per definitie samen met christenen met een andere doopopvatting. Het zou hypocriet zijn om in eigen land andere maatstaven aan te leggen.
Wie bang is om van zijn fundament (grondslag) af te vallen, moet zich afvragen of Gods Woord en de apostolische geloofsbelijdenis onvoldoende zijn als basis of vertrekpunt, om vandaar uit te komen bij het perspectief. Het zou kunnen dat je in de beeldvorming iets minder reformatorisch bent, in de culturele betekenis van het woord. Zolang we maar het beeld van Christus vertonen.
Ik wens besturen de geestelijke moed om te staan in de vrijheid die Christus ons gegeven –en bevolen!– heeft.
De auteur is directeur van stichting Kimon. Hij schrijft deze bijdrage op persoonlijke titel.