Kerk & religie

Ds. Kant: Sterke overeenkomsten tussen theologie Palestijnse christenen en Deutsche Christen

De Torah, het Oude Testament, het Woord van God? De Joden het uitverkoren volk? Jezus Zelf een Jood? „Onmogelijk”, stelden Duitse theologen onder Adolf Hitler. „Onmogelijk”, menen ook Palestijnse theologen anno 2015.

A. de Heer
10 June 2015 21:08Gewijzigd op 15 November 2020 19:33

Het persbericht waarin ds. C. G. (Kees) Kant uit Katwijk zijn boek ”Van Eisenach naar Betlehem” aankondigt, zet fors in. Onder het kopje ”Palestijnse christenen: niet zo verzoenend als ze zich voordoen” schrijft de gereformeerde predikant: „Verzoening, gerechtigheid en geweldloosheid. Deze woorden klinken veelvuldig bij het luisteren naar Palestijnse christelijke theologen. ”Roep om verzoening”, zo luidt de titel van het boek van de meest vooraanstaande Palestijns-christelijke theoloog Naim Ateek. Hun theologie van geweldloosheid klinkt als een verademing. Palestijnse christenen worden dan ook hartelijk ondersteund door kerken in Nederland, zowel moreel als ook financieel. Bij het lezen van hun literatuur blijkt echter dat er achter die mooie woorden een bizarre en weerzinwekkende theologie schuilgaat.”

Een theologie die sterke herinneringen oproept aan die van de ”Deutsche Christen” ten tijde van Hitlers Derde Rijk, ontdekte ds. Kant. „Een uitermate gevaarlijke theologie dus. Dat wordt te weinig onderkend.” Het bracht hem tot het schrijven van ”Van Eisenach naar Betlehem. Deutsche Christen en Palestijnse christenen over Joden en Israël” (uitg. Toetssteen, Vledderveen, 232 blz.).

In de Lutherstad Eisenach was van 1939 tot 1945 het Theologisch Instituut van de Evangelische Kirche gevestigd, dat zich tot taak had gesteld de protestantse kerk in nazi-Duitsland te ontdoen van Joodse invloeden (zie kader ”Theologisch Instituut in Eisenach”). In Bethlehem bevindt zich onder meer het Bethlehem Bible College. Ds. Kant: „In Eisenach bedacht men dat Jezus een Ariër was en nu wordt Hij voorgesteld als een Palestijn die lijdt onder de bezetting.”

Uw boek heeft iets van een alarmsignaal. Wat motiveerde u?

„Ik heb het geschreven vanuit een grote zorg over het feit dat de Palestijnse christenen in Nederland zó gekoesterd worden – ten koste van Israël. Publicaties van Palestijnse theologen als Naim Ateek worden over het algemeen warm onthaald; Kerkinactie, de diaconale organisatie van de Protestantse Kerk in Nederland, ondersteunt zijn Sabeelcentrum voor Palestijnse bevrijdingstheologie in Jeruzalem.

Drie jaar terug waren mijn vrouw en ik in Duitsland op vakantie. Na een kerkdienst zagen we op een tafel folders van het Sabeelinstituut liggen. Later waren we op het Griekse eiland Rhodos, in een Duits-Nederlandse gemeente, en ook hier folders van Sabeel. Dat verontrust me in hoge mate.

Tijdens onze vakantie in Duitsland bezochten we het Lutherhuis in Eisenach. Het viel me toen op dat de anti-Joodse geschriften van Luther hier niet verkocht werden. Dat klopte ook: „Die verkopen wij niet.” Maar of ik wist dat een paar straten verderop nog altijd het gebouw stond waar van 1939 tot 1945 het Theologisch Instituut van de Evangelische Kirche gevestigd was. Dat was nieuw voor mij.

Wat bleek? Dat instituut had zich tot aan het einde van de oorlog intensief beziggehouden met de ontjoodsing van kerk en theologie. Het heeft enorm veel gepubliceerd. Nadien heb ik een paar dagen in de archieven ervan doorgebracht. Wat ik er aantrof, schokte me – óók omdat de overeenkomsten met de publicaties van de Palestijnse bevrijdingstheologen zo treffend zijn.”

Kunt u er drie noemen?

„In mijn boek noem ik er meer, maar de eerste overeenkomst is de gedachte dat het Oude Testament niet het Woord van God is, en niet in de Bijbel thuishoort. Met noties als verkiezing en verbond konden de theologen in Eisenach niets en kunnen veel Palestijnse theologen ook niets: die leiden alleen maar tot ellende, onderdrukking. De Duitse theologen schrapten het Oude Testament vervolgens; Palestijnse theologen doen dat nog niet helemaal. Volgens hen bevat het Oude Testament wel „glimpjes” van het Nieuwe Testament. De profeet Jona dacht bijvoorbeeld al universeel, net als Jezus later. Jona wordt daarom de eerste Palestijnse bevrijdingstheoloog genoemd. Maar Ezra en Nehemia, of Ezechiël, waren bij uitstek mensen met een bekrompen denken. Naim Ateek noemt de meeste oudtestamentische Bijbelboeken bekrompen, nationalistisch, xenofoob en racistisch.

De tweede overeenkomst is dat Jezus geen Jood geweest kan zijn. Duitse theologen waren al voordat Hitler aan de macht kwam tot de conclusie gekomen dat de Jood zó intrinsiek verdorven is dat Jezus geen Jood geweest kon zijn. De Palestijnse christelijke theoloog Mitri Raheb spreekt van een DNA-match tussen David, Jezus en de huidige Palestijnen en niet met Netanyahu. De theoloog Yohanna Katanacho, decaan van Bethlehem Bible College, stelt dat er nooit een demografisch volk Israël bestaan heeft.

Nog een overeenkomst: de gedachte dat de samenleving gekruisigd wordt door de Joden – zoals Jezus ooit. Duitsland zou door hen gekruisigd worden; en Palestijnse christenen zeggen nu: Ook wij worden door Israël gekruisigd.”

De titel en ondertitel van uw boek suggereren een rechtstreekse lijn tussen de Duitse en Palestijnse theologen. Valt die inderdaad hard te maken?

„Direct bewijzen kan ik het niet, maar de overeenkomsten zijn heel opvallend. Wel zie ik een lijn lopen via de grootmoefti van Jeruzalem, die bevriend was met Hitler. In de jaren ’41 tot ’45 heeft de moefti via tal van radiouitzendingen zijn gif kunnen strooien in Palestina. En iemand als de Palestijnse lutheraan Mitri Raheb uit Bethlehem heeft ook in Duitsland gestudeerd.”

De Deutsche Christen vormden een duidelijk georganiseerde beweging. Dat kun je van de Palestijnse christenen zo niet zeggen. Doet u hen geen onrecht door alle Palestijnse christenen over een kam te scheren?

„We mogen zeker niet alle Palestijnse christenen op een hoop gooien. Feit is wel dat bijvoorbeeld het Kairosdocument dat in 2009 in Bethlehem werd gepresenteerd, ondertekend is door Palestijnse theologen uit alle denominaties. Dat zegt toch heel wat.”

Toch zijn er Palestijnse christenen die Israël een warm hart toedragen. Ds. George Kazoura uit het Israëlische Rama overwon zijn diepe haat „tegen God en het Joodse volk”, vertelde hij vorig jaar in deze krant.

„Zeker, die zijn er. Kazoura is trouwens geen Palestijns maar een Arabisch christen, Israëlisch staatsburger. Maar over het algemeen moet je toch zeggen dat christenen in de Palestijnse gebieden zich thuisvoelen bij het gedachtegoed zoals dat naar voren komt in de publicaties van hun theologen. En dat líjkt erg verzoeningsgezind, maar komt uiteindelijk op maar één ding neer: de Joden als Gods volk en Israël hebben geen Bijbelse legitimiteit.”

Is een verschil tussen toen en nu toch niet dat de Duitse theologen streefden naar een complete „ontjoodsing” van kerk (en rijk) en Palestijnse theologen meer inzetten op „dezionisering” – op het land dus en niet zozeer op het Joodse volk?

„Hun dezioniseren slaat niet op het land, maar op de Bijbel. Punt is dat Palestijnse theologen heel goed weten wat zij níet moeten schrijven. Nergens roepen zij op tot geweld tegen de Joden. Dat er in hun visie voor Joden weinig toekomst is in het land, is mijn conclusie, dat schrijven zij nergens. Maar dat deden de Duitse theologen evenmin. Tot het bittere einde van de oorlog, terwijl vele tienduizenden Joden al in de gaskamers waren omgekomen, bedreven zij alleen theologie. Maar wel een theologie waarin de Jood en de Joodse religie volledig werd gedelegitimeerd.

En wij tuinen er met z’n allen in. Een boodschap van vrede, verzoening, doet het goed. Maar uit de geschriften van Ateek en anderen spreekt een diepgewortelde afkeer van de Torah, van het Jodendom, van Israël.”

Hoe verklaart u dat de Palestijnse bevrijdingstheologie zoveel aanhang heeft onder Westerse christenen?

„Ons gevoel is een sterke leidraad geworden. De Palestijnen worden als de underdog gezien, als slachtoffers van de bezettingsmacht Israël. En aangezien zij ook onze „broeders in Christus” zijn, dragen wij hen een warm hart toe.”

Is het alléén dit, of komt een en ander ook voort een anti-Israëlstemming?

„Absoluut, ook. En ook daarin zie je in de theologie verschuivingen. De notie dat God een blijvend verbond met Israël heeft gesloten, verdwijnt steeds meer uit beeld.”

Het valt op dat u niet ingaat op de publicaties van Nederlanse theologen als dr. Bernhard Reitsma en dr. Steven Paas.

„Heel bewust niet. Ook Christenen voor Israël, aan de andere kant, noem ik niet. Ik wil geen Israëltheologie geven. Het gaat me erom te laten zien wat er gebeurd ís en nu gebeurt. We kunnen allemaal 4 en 5 mei herdenken, maar laten we dan ook bedenken wat er aan 4 en 5 mei is voorafgegaan én er lessen uit trekken.”

Komt er nog iets als een presentatie van uw boek?

„We denken daar nog over na. Ik hoop het zeker. De zaak is het waard.”


Kerkelijk „ontjodingsinstuut” in Eisenach

Veel was er al over geschreven en gesproken; nu moest er maar eens concreet werk van worden gemaakt: de „ontjoodsing” van het kerkelijke leven in Duitsland. In november 1938, kort na de beruchte Reichskristallnacht, werden de plannen gemaakt voor de oprichting van een theologisch instituut binnen de Evangelische Kirche, de grote lutherse volkskerk. Een halfjaar later was het zover.

De naam van het instituut, dat gevestigd werd aan de Bornstrasse 11 in Eisenach, liet aan duidelijkheid niets te wensen over: ”Institut zur Erforschung und Beseitigung des jüdisches Einflusses auf das Deutsche kirchliche Leben” (Instituut voor bestudering en verwijdering van de Joodse invloed op het Duitse kerkelijke leven). Doel was, schrijft ds. C. G. Kant in ”Van Eisenach naar Betlehem”, „een tweede Reformatie om het werk van Luther af te maken. Daarom koos men bewust voor een symbolische datum voor de oprichting van het centrum. Luther kwam op 6 mei 1521 aan op de Wartburg (in Eisenach) en op 6 mei 1939 werd het instituut formeel opgericht en geopend tijdens een plechtige bijeenkomst in de wapenzaal van de Wartburg.”

Directeur werd ds. Siegfried Leffler, een belangrijk vertegenwoordiger van de beweging Deutsche Christen. Het instituut liet –tot aan het einde van de oorlog– tal van publicaties het licht zien, waaronder een „ontjoodste” versie van de Bijbel (”Die Botschaft Gottes”), een dito gezangenboek (”Grosser Got wir loben Dich”) en een eveneens geheel „judenreine” catechismus. Ds. Kant: „In deze catechismus wordt gesproken over twaalf geboden in plaats van tien. Nieuwe geboden waren: ”Houd het bloed zuiver en het huwelijk heilig” en ”Eert uw Führer en Meester”.”


Lees ook:

Eisenach kende in oorlog kerkelijk ontjodingsinstituut

Meten hoe het zit met kerk en Israël

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer