Het onderzoek van Cees Dekker is wel degelijk zinvol, reageert René Fransen op Peter Borger (RD 22-5).
In zijn reactie op het interview met Cees Dekker (RD 13-5) maakte Peter Borger gisteren enkele merkwaardige opmerkingen. Hij doet daarmee het onderzoek noch de hoogleraar recht.
In zijn openingszin suggereert Borger dat Cees Dekker cellen benadert als „eenvoudige apparaatjes.” Het lijkt alsof hij het interview niet goed heeft gelezen, want daar doet Dekker verschillende uitspraken als „Een levende cel is een enorm complex samenspel van moleculen” en „Maar de essentie van leven begrijpen we niet.” Het is juist deze complexiteit die de nieuwsgierigheid van de onderzoeker prikkelt.
Het onderzoek dat Dekker voorstelt volgt een klassieke aanpak, die Borger toch zou moeten herkennen: hij stelt voor een simpel modelsysteem te maken om één aspect van levende cellen (de deling) te kunnen onderzoeken. Zodat die kennis wellicht later in een complexer systeem te gebruiken is.
Borger beweert verder dat volgens het „mainstreamparadigma” in de biologie het leven simpel is. Dit is onjuist: de evolutietheorie stelt slechts dat leven simpel begonnen is. We weten niet hoe het leven begon, maar experimenten met chemische evolutie laten zien hoe niet-levende systemen zichzelf al kunnen namaken en daarbij ook kunnen veranderen.
Informatie
Borger maakt nog meer fouten. Zijn gebruik van de term ”informatie” is misleidend. Informatie is een goede metafoor om de functie van DNA te beschrijven, maar het is zoals iedere metafoor maar gedeeltelijk juist. Wanneer Borger stelt dat informatie een „immateriële component” van het leven is, doet hij een uitspraak die niet wetenschappelijk is maar puur metafysisch. En vermoedelijk onjuist, aangezien de ‘informatie’ in DNA onderdeel is van het totale systeem van de levende cel (wat Borger zelf ook zegt). Het is niet alleen zo dat het DNA de cel vormt, de cel en de omgeving oefenen ook invloed uit op de informatie in het DNA. Dat kan via beschadigingen (mutaties), maar ook door epigenetische aanpassingen (die wel de activiteit maar niet de DNA-volgorde veranderen) of door bijvoorbeeld duplicatie of recombinatie van stukken DNA.
En daar komen we bij de opmerking dat nieuwe DNA-informatie niet kan ontstaan. Dit wordt keer op keer herhaald in sommige kringen, terwijl de wetenschappelijke literatuur –waar Borger toch van op de hoogte is– iets anders zegt. Er zijn tal van mechanismen die leiden tot een toename van DNA, inclusief functioneel DNA.
Is dit dan geen herschikking van bestaande informatie? Deels wel. Maar wanneer een stuk DNA verdubbelt en daarna van functie verandert via mutaties of recombinatie is er toch echt iets nieuws bijgekomen. Die mechanismen verklaren bovendien goed wat wij zien bij bestudering van de genen van verschillende organismen. De theorie die Borger zelf opperde in zijn boek ”Terug naar de Oorsprong” is in tegenstelling tot wat hij beweert onbewezen. Ook maakt hij niet duidelijk dat zijn theorie een betere verklaring geeft voor de patronen die wij zien in het DNA van micro-organismen, planten, dieren en de mens.
Observaties
Een serieuze fout maakt Borger met zijn opmerking „Een theorie die zegt dat 95 procent van het DNA geen functie heeft (..) is ook geen theorie.” Dit percentage volgt niet uit een theorie, maar uit observaties, een cruciaal verschil. DNA-onderzoek in de jaren zeventig en tachtig liet zien dat bij veel organismen (en ook de mens) slechts enkele procenten van het DNA bestond uit genen, dat wil zeggen: stukken DNA die de code voor het maken van een eiwit bevatten. Er was lange tijd geen functie bekend voor de rest van het DNA. Dit werd niet-coderende DNA genoemd, en inderdaad ook wel ”junk-DNA” (een term die al in de jaren 90 in onbruik begon te raken).
Dit is de observatie. Het Encode-onderzoek dat Borger noemt claimde inderdaad dat 80 procent van al het DNA op enig moment kan worden omgezet in RNA, een soort kopie van het DNA. We weten ook dat dit soort RNA-moleculen (waarvan we eerst dachten dat ze louter dienden als blauwdruk voor het maken van eiwitten) soms een functie in de cel hebben.
Over de interpretatie van de resultaten van het Encode-onderzoek bestaat echter nog veel discussie. De vraag is en blijft namelijk of ál die stukken RNA in de cel een functie hebben. Voorlopig is dat nog niet aangetoond. We dienen de feiten af te wachten voordat we vergaande conclusies trekken. En nogmaals: de hoeveelheid niet-coderend DNA volgt niet uit de evolutietheorie, maar uit observaties!
Dat veel biologen twijfelen aan de functionaliteit van niet-coderend DNA volgt overigens ook uit observaties. Bijvoorbeeld dat een ui vier keer zo veel niet-coderend DNA heeft als een mens. Maar blaasjeskruid (een waterplant) bevat slechts 3 procent niet-coderend DNA, vele malen minder dan een mens. Iedere theorie die stelt dat niet-coderend DNA wel degelijk een functie heeft, moet deze enorme verschillen kunnen verklaren. Opnieuw: Borger volgt de literatuur, dus hij weet dat deze discussies en vragen bestaan.
Schoonheid
Behalve dat Borger in zijn reactie naar Dekker tamelijk onbeleefd is, is zijn reactie ook onvolledig en soms onjuist. Volledigheid is natuurlijk lastig in de beperkte ruimte, maar het beeld dat hij nu schetst is wel erg scheef. Daarmee doet hij het onderzoek dat Dekker gaat uitvoeren geen recht. Dit onderzoek zal ons meer leren over de schoonheid van de schepping en over manieren waarop wij die schepping kunnen gebruiken voor nuttige toepassingen. Ik wens Cees Dekker daarmee veel succes.
De auteur is bioloog en wetenschapsjournalist.